voor de eerste maal op 19 november 1945 en voor de laatste keer op 22 augustus 1946. De
S.D.A.P. werd door negen leden in die Raad vertegenwoordigd. Die negen leden vormden
samen de zogenaamde Raadsfractie van de S.D.A.P. en kozen mij tot fractie-voorzitter.
In juli hieraan voorafgaand was ik al op de eerste huishoudelijke vergadering van de S.D.A.P.-
afdeling bij grote meerderheid van stemmen als tegenkandidaat van de door het afdelingsbe
stuur voorgestelde kandidaat tot voorzitter gekozen. Ik was daar allerminst op bedacht en
helemaal niet blij mee. Toch bleef ik een jaar of tien voorzitter van de afd. S.D.A.P. en van de
P.v.d.A. Ik had er misschien toch wel een te grote politieke verantwoordelijkheid mee aan
vaard.
De Tijdelijke Gemeenteraad heeft weinig te betekenen gehad. Tijdens zijn bestaan veranderde
de fractie van de S.D.A.P. van naam en werd fractie van de Partij van de Arbeid. In de verga
dering van de Tijdelijke Raad van 18 maart 1946 kon ik namens de leden van de raadsfractie
der voormalige S.D.A.P. en van de Vrijzinnige Democratische Bond alsmede het politiek
dakloze lid mede delen dat al deze Raadsleden waren toegetreden tot de Partij van de Arbeid
en voortaan wensten beschouwd te worden als te vormen de Raadsfractie van de Partij van de
Arbeid. Deze was in februari 1946 opgericht en bij welke de S.D.A.P. zich had aangesloten
en alzo ook de Schiedamse afdeling ervan in maart 1946. Van deze nieuwe afdeling was ik
voorzitter geworden.
De Tijdelijke Gemeenteraad hield eind augustus 1946 ingevolge de wettelijke bepalingen op
te bestaan en de op normale wijze door de stemgerechtigde kiezers gekozen Gemeenteraad
werd op 7 september 1946 geïnstalleerd. Als één der kandidaten op de verkiezingslijst van de
Partij van de Arbeid was ik tot lid van de nieuwe Gemeenteraad gekozen. Ik was de aanvoer
der van die verkiezingslijst geweest. Met de meeste nadruk wees ik het beroep van de fractie
om me verkiesbaar te stellen voor benoeming van wethouder van de hand. Het zou bij de
verdeling in het College van B. W. wel om de portefeuille van financiën gaan en daar had ik
nu juist geen enkel verlangen naar. Een ander lid van de raadsfractie bleek dat wel te hebben
en werd dan ook wethouder van financiën. Ik werd door de fractie tot haar voorzitter gekozen
en ben dat tot het einde van de drie-jarige raadsperiode gebleven.
In die driejaren had ik de praktische gemeentepolitiek ook van nabij leren kennen, hoewel er
in die periode niet veel tot stand was gekomen. Wel waren er veel voorbereidingen getroffen
voor de uitvoering van plannen zodra de omstandigheden - in het bijzonder de financiële - dat
mogelijk zouden maken.
In 1949 werd er weer een nieuwe gemeenteraad gekozen en deze kwam op 7 september voor
de eerste maal in vergadering bijeen. In die eerste vergadering werd ik tot wethouder gekozen.
Er van overtuigd zijnde dat ik bij de verdeling der wethouderszetels door het College van B.
W. de portefeuille van Onderwijs en Sociale Zaken toegewezen zou krijgen aanvaardde ik
toen de benoeming wel. Aldus werd ik op 7 september 1949 wethouder der gemeente Schie
dam.
Ik wil niet nalaten mede te delen dat ik in die voorgaande jaren het voorzitterschap van de
fractie met genoegen heb bekleed en daarbij veel medewerking van de leden van de fractie
heb ondervonden.
9