Orde van Lijdensteksten uit Leiden en Dordrecht werd nog wel eens zo'n gezang als voorzang
opgegeven. Amsterdam en Schiedam kenden die gewoonte niet. Of we hieruit moeten afleiden
dat Schiedam 'strikter' was dan Dordt, omdat het slechts psalmen en geen gezangen opgaf? Het
zou kunnen... naar de geschiedenis van de liturgie is tot nu toe nog veel minder onderzoek
gedaan dan naar de 'leer' van de kerk, zodat we hier van een witte vlek moeten spreken.
VoorlezerGonda: 'Onze hulp ...'en lezing
Nemen we nu aan dat op een zondag, halverwege de lijdenstijd, 'Laetare', 10 maart, ensemble
16 aan de beurt was, dan stond op het bord: Ps 89 P 2. Niet dat de dienst daarmee begon. Bij
de aanvang sprak voorlezer Gerrit Gonda het 'Onze hulp' uit, hij las de wet des Heren, en een
kapittel uit de bijbel. Wellicht was het in Schiedam al zo ver dat de voorlezer daarbij een van
de lezingen uit het rooster koos, of met de dominee had overlegd over het te lezen schriftge
deelte. In ieder geval geeft het reglement voor de voorlezer, in 1779 en 1781 opnieuw geredi
geerd, daar geen enkele aanwijzing voor. Terwijl de kerkmeesters in 1781 nog eens de puntjes
op de i zetten, waar het zijn kleding betrof, werden over lezing en zang geen nieuwe aanwij
zingen opgesteld.'
De voorzang
De lezing was dus ceremonieel te noemen, zonder verband met de volgende preek. Commen
tatoren in hun kritische spectatoriale geschriften verbaasden zich er dan ook niet over dat pas
nadat de voorzang was aangeheven nog vele kerkgangers tijdens het zingen de kerk binnen
kwamen. Op het bord konden ze dan zien wat men zong: in dit geval van Psalm 89 de tweede
pauze, de verzen 9-12. Die indeling in 'pauzen' was onmisbaar in de oudere drukken van
psalmboeken: daarin waren de verzen namelijk niet genummerd. Bovendien sloot de verdeling
vaak aan bij de manier waarop de hebreeuwse tekst verdeeld was, volgens de letters van het
alfabet.2 Tegen het einde van het psalmgezang had de ouderling de dominee naar de kansel
geleid en de hand gegeven. Terwijl de vergaderde gelovigen zongen, knielde dominee onder
aan de kanseltrap voor een persoonlijk gebed; daarna klom hij naar boven. Soms, met zo'n
lange psalm als de vier coupletten van de tweede pauze van Psalm 89, was hij al boven
voordat de zang klaar was. Men zong niet snel: op hele noten, en sinds zo 1775 ook nog eens
met uitgebreide orgeltussenspelen tussen de regels. Dan kon het gebeuren dat de predikant
zijn hand ophief om aan het zingen een einde te maken.
GAS, archief Hervormde gemeente Schiedam, kerkmeesters, inv. nr. 2; op 13 sept. 1779 werd Adriaan
Somhoff als 'voorlezer en voorzinger' van zijn taak ontheven, met behoud van een deel van zijn tractement;
in zijn plaats benoemden kerkmeesters Gerrit Gonda. Bij deze gelegenheid namen ze het reglement nog eens
door. Hierin gaven art. 2 en 3 aan: T)e voorleezer zal gehouden zijn op sondagen en alle andere hoogtijden,
geene uijtgesondert, in t' zwart gekleed met mantel en befT ter kercke te moeten komen om voor te leezen en te
zingen. En zal denselve in de weekelijkse godsdienst ordentelijk gekleed, ter verrigtingen van zijne dienst, ter
kerke moeten komen.' In 1781 werd vastgesteld dat zwarte kleding ook door de weeks verplicht was.
Het bekendste voorbeeld is hier wel Psalm 119, met 21 pauzen, 22 gedeelten, elk van vier coupletten.
NB: de eerste pauze scheidt het eerste en tweede deel; wie de eerste pauze zingt, zingt het tweede deel!
54