De tussenzang
De preek duurde wel zo lang dat het goed was tussendoor even rust te nemen. Daartoe gaf de
dominee een psalmvers op. Dat vers stond niet op het psalmbord, de organist wist het ook van
te voren nog niet. Dat was geen probleem: de dominee noemde niet alleen het 'nummer' van de
psalm, maar declameerde bovendien het hele te zingen w ""e gewoonte stamde wellicht
nog uit de vroegste tijd van de reformatie, toen er betrekkelijk veel analfabeten waren; ook
was het ooit handig toen in de psalmboeken de verzen nog ongenummerd waren; in de duistere
kerken kon bovendien lang niet iedereen de gotische letters foutloos lezen; tenslotte kon de
invoering van de nieuwe psalmberijming van 1773 zo stevig bevorderd worden.' Tijdens het
psalmgezang zeeg dominee neer. Ook hier klinkt in kritische kl antjes de kritiek: dit zingen is
niet 'God verheerlijken', maar een vervelende sleur, een verpozing van de stem van de domi
nee. Na de zang van deze een of twee verzen hei-vatte dominee zijn preek, vooral met het oog
op de toepassing. Nu kon hij korter zijn. Aan het slot eindigde hij wellicht met het uitspreken
van een gedicht, een tekst of een psalmvers. Daarna mocht de gemeente opnieuw een, eerst f
gedeclameerd, vers aanheffen. Dan volgde het 'gebed voor alle nood der christenheid'. Opmer- Cr'
kelijk veel aandacht ging daarin ook uit naar de overheid.
Het grote gebed
Inzonderheid bidden wij U voor de overheden die 't U belieft heeft over ons te stellen;... voor
den achtbaren Magistraat, Schout, Burgemeesleren, Schepenen ende Raad dezer stad:
verleent hen allen uwe genade ende gaven, een iegelijk in zijn beroep en de staat daarinne
hij van U gesteld is, opdat zij t' volk dat Gij hen toevertrouwd hebt wijselijk regeren, kloeke-
lijk beschermen, uwen dienst getrouwelijk handhaven ende de justitie aan haren onderdanen
recht bedienen; wilt voorzitten met uwen Heiligen Geest in hare t' samenkomsten, opdat ze in
alle zaken niet anders dan 't gene goed ende behoorlijk is besluiten ende daarna 't selve ook
gelukkiglijk uitvoeren mogen; ten einde deze landen van hare vijanden bewaard, de kwaad
doeners gestraft ende de vrome voorgestaan zijnde uwe naam daardoor ge-eert ende het
Rijk des Konings der Koningen Christu Jesu gevorderd mag worden, ende dat wij een gerust
en stil leven leiden mogen in alle godzaligheid ende eerbaarheid.3
De vier psalmberijmingen die in de achttiende eeuw in gebruik waren telden alle evenveel verzen, zodat de
strofen onderling verwisseld konden worden, strofe 5 bijv. ging in elk van de berijmingen over de zelfde
kernwoorden. Ze werden dan ook vaak door elkaar gezongen: terwijl de ene 'Datheen' galmde, zong de ander
uit de verlichte genootschapsbundel van 'Laus Deo Salus Populo', een derde uit de berijming van Johannes
Eusebius Voet, een enkeling nog uit de bloemlezing van Ghijsen. De berijming van 1773 moest aan deze
chaos een eind maken. Zie Oude Psalmen, 106.
De liturgie der Gereformeerde Kerken in Nederlant ofte de formulieren Een gebedt voor allen noot der
Christenheyt. Tekst uit uitgave 1774, spelling gemoderniseerd. Predikanten die ontevreden waren over de wijze
waarop de magistraat de orde handhaafde, bijvoorbeeld door de zondagswetgeving niet streng te handhaven,
brachten in dit gebed graag wijzigingen en uitbreidingen aan. Dit leverde zeker dan conflicten op, wanneer de
ouderling tevens burgemeester was, een standaardsituatie in de meeste steden.
56