bij je donder pakken Over zijn puberteit viel de schaduw van de Tweede Wereldoorlog. Voor een opgroeiende jongen waren de jaren 40-45 een avontuurlijke, maar ook angstige periode. Uitgeteerde mensen loerden op straathoeken naar de bakkerswagen die voorbij moest komen en als men de kans kreeg zou worden omgekiept en leeggeroofd. Er zwierven uitgeputte mensen door de stad en in de Grote Kerk lagen rijen doden"', uit het ongepubli ceerde verhaal "Terreur"). In 1945 hield hij zich als lid van de BT (Bewakingstroepen, een onderdeel van de Binnenlandse Strijdkrachten), onder meer bezig met het bewaken van oud- NSB'ers. Na de woelige en spannende oorlogsjaren evenwel stond het hoe en wat van een verdere maatschappelijke loopbaan hem (en andere jongeren) allerminst helder voor ogen. Zijn ouders waren dan ook opgelucht toen hij zich liet inschrijven bij Radio Stehouwer, een particulier instituut in Rotterdam dat opleidingen verzorgde tot radio-marconist. Op 3 decem ber 1947 behaalde hij het diploma radio-telegrafist eerste klasse en niet lang daarna moest hij zich plotseling in Vlissingen melden om op een stormachtige avond aan boord te gaan van zijn eerste schip. In de beginhoofdstukken van zijn eerste roman, De wereld is een schip (1966), vinden we de literaire neerslag van die gebeurtenissen ij'Vader gaf me een stevige handdruk. Ik bedankte hem kort, en maakte me los van moeder die me vastklampte, alsof ze me niet wilde verliezen aan die grote, gevaarlijke wereld. Op dat moment stond ze me in de weg Misschien begrijpt ze, nu ze boven de tijd verheven is, wat iemand doet besluiten van huis weg te gaan; waarom ik móest weggaan, nadat ze zoveel jaren voor me had gewaakt en gezorgd en brood uit haar eigen mond gespaard tijdens hongerige oorlogsdagen, toen ik nog in de groei was", p. 22). In de daarop volgende jaren voer hij als marconist in dienst van Radio-Holland voor verschei dene grote rederijen op allerlei soorten schepen, onder meer naar West-Afrika en Zuid- Amerika. Een drietal jaren voer hij op de Oost. De barre tocht door de Perzische Golf op het schip de Alderamin in augustus-september 1948, waarbij enkele van zijn medebemannings leden door extreme hitte omkwamen, herdacht hij later in het gedicht "Thermopylae". Nadat hij medio 1954 van een lange reis was teruggekeerd, besloot hij om een baan aan de wal te zoeken. Zo werd Jan Noordegraaf service-technicus bij Radio-Holland in Rotterdam. In die functie bezocht hij in de loop van een tiental jaren duizenden verschillende schepen. De verha len die hij daarover in verschillende bladen publiceerde, zijn bijeengebracht in de Schip op, schip af, een bundel vol 'zilte schetsen' (1970). In 1956 trouwde hij met de Schiedamse Mies (Mijnsje Adriana) van der Most (geb. 1934); het jonge paar trok in bij zijn ouders, die inmiddels op het adres Singel 168 waren gaan wonen. Uit hun huwelijk werden drie kinderen geboren, twee zoons en een dochter. In 1964 werd Jan automatiseringsdeskundige bij Radio-Holland in Amsterdam. Na een aantal jaren werd hij benoemd tot hoofd van de bedrijfsgroep RH-systems. Zijn boek In het kielzog van Marconi. De ontwikkeling van de maritieme communicatie en navigatie uit 1979 laat zien hoe hij de fascinerende kanten van zijn vak uiteen kon zetten voor een groter publiek. Omdat zijn werk zaamheden zich steeds meer in Amsterdam afspeelden en hij regelmatig buitenlandse orders moest zien binnen te halen, besloot het gezin in 1972 Schiedam te verlaten en in Haarlem te gaan wonen. Na terugkeer van één van z'n vele buitenlandse reizen, een tocht die hem dit maal naar de 136

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 1997 | | pagina 20