voorbeeld, een schets uit Schip op, schip af, vertelt hij herinneringen uit zijn jeugd "rondom de havens", waarin duidelijk wordt dat hij al vroeg gefascineerd was door havens en schepen. Op de vrije middagen of in de vakantie met vriendjes rondhangen bij de Merwehavens: "het was een voorbereiding, die uitmondde in een bewust zeemanschap" (p. 12). In diezelfde bundel vinden we het verhaal over de ondergang in september 1940 van het schip "De Stad Schiedam". Verwijzingen naar zijn geboortestad vinden we ook in Gasplatform Alpha Twee, waar de hoofdpersoon zich herinnert hoe z'n jeugd was in "de stokersbuurten van Schiedam - de Verbrande Erven" (77); ook het dorpskerkje in Kethel waarin "overweldigende orgelklanken tussen de pilaren heen en weer kaatsten" (21-22) duikt in deze avonturenroman even op. Maar het meest indringend is de herinnering aan zijn vaderstad beschreven in zijn poëzie, zo als het gedicht 'Schiedammer' wel laat zien": Honderd meter van de ruïne van Mathenesse ben ik geboren onder zware bomen vol roekenesten en glanzende kastanjes in de schaduw van een oudjoods kerkhof. Tussen ruïne en kerkhof liep een weg, het dodenlaantje, waar een antieke lantaren de grafstenen bescheen en vergeefs jeugdangsten trachtte te verlichten. Ik ben wel honderdmaal honderdmaal door dat sombere laantje geslopen fluitend, één oog op de lantaren, omkijkend naar kruipende spoken, totdat de bomen kwamen met het liefdeleven van de roeken en de rijpende beloften van kastanjes tussen de takken, tweespalt die ik nooit te boven kwam. 139

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 1997 | | pagina 23