In september 1891 gaat hij naar de Ambachtsschool in Rotterdam, maar half november komt
hij al vragen of hij er af mag. Dit wordt hem echter door het Weeshuis geweigerd omdat
"gebrek aan lust tot leeren blijkbaar de eenige drijfveer tot dit verzoek is". Op 28 januari
1892 schrijft de directeur van de Ambachtsschool S. Lantinga aan het Weeshuis dat de situatie
onhoudbaar is: "Hedenmorgen heb ik den leerling Verboom moeten verwijderen wegens
brutaliteit tegenover den leeraar en zijn verregaande lui- en onverschilligheid Hij mag die
week niet meer op school komen. Als hij niet beter zijn best doet, zal hij voorgoed van de
school worden verwijderd. Hij wordt op het matje geroepen bij de Regenten van het Weeshuis.
Hij krijgt te verstaan dat hij - wanneer er weer klachten komen - voor maximaal acht dagen op
water en brood zal worden gezet. Doet hij echter zijn best dan kan hij wekelijks 'ter aanmoedi
ging een belooning," een kwartje krijgen. Het loopt echter allemaal op niets uit en op 17 maart
1892 meldt de heer Lantinga opnieuw dat Gerrit "door zijn verregaande onverschilligheid op
school hinderlijk wordt voor zijne onderwijzers en medeleerlingenHij verzoekt het Wees
huis de jongen van school te nemen. Hierop had men echter al vooruitgelopen door Gerrit in
dienst te doen bij de werktuigkundige M.C. Ingelse aan de Westvest. In oktober van dat jaar
gaat hij 's avonds in de leer bij de scheepsbouw- en werktuigkundige L. A. van Schie aan de
169