Op de zaterdag daarna ging Buurman naar Delft. Over het gesprek dat toen plaats vond schreef Van der Heide enkele dagen later het volgende aan de burgemeester: Vorige week zaterdag was de heer Architect Buurman op ons kantoor. Na een minder aan genaam gesprek welks inhoud wij u zullen sparen deden wij de vraag welke bemerking hebt u dan op onze rekening. Waarop wij tot antwoord ontvingen 'op uwe rekening heb ik eigen lijk geen aanmerking maar U hebt de kosten te betalen voor het aanstellen van den man om de brug over te draaien De beoordeeling van deze stelling laten wij aan u over. Intusschen verzoeken wij U ons te willen melden wanneer wij over het bedrag onzer rekening kunnen beschikken. In maart 1914 kreeg Buurman er genoeg van en schreef hij aan de gemeente dat de rekening dan maar betaald moest worden. In een proces had hij weinig zin. In diezelfde maand werden door Verdries de kogellagers geplaatst. Daarmee was inderdaad het probleem verholpen. Maar met Verdries ontstond wel een probleem over de rekening van de kogellagers. In mei werd Buurman ziek. Op 15juni 1914 schreef hij zijn laatste brief aan de gemeente Kethel, niet wetend dat hij begin juli zou overlijden: Bij dezen moet ik u tot mijn leedwezen meedeelen dat ik ongeveer drie weken het bed heb moeten behouden, en geheel uit mijn zaken geweest ben. Ik mag hedenmiddag voor het eerst van den dokter even naar buiten. Zodra ik de reis kan maken zal ik met v.d. Most (een aannemer uit Kethel, die de tweede man voor het bedienen van de brug leverde) afhandelen, doch ik veronderstel toch wel, dat hij nog geen reden kan hebben, tot ontevredenheid, daar die persoon geloof ik, niets aan de brug is tekort gekomen. Juist zaterdagavond heb ik van de firma Verdries schrijven gehad, om een onderhoud, aangaande de rekening. Ik heb hen teruggeschreven, dat daar de eerste dagen nog niets van kan komen, daar ik als ik weer aan mijn zaken begin, zeer kalmpjes de zaak moet aanpakken. De beloning van Buurman bedroeg 5% van de som waarvoor het werk was aangenomen, dus 0,05 x 4475 223,75. Na zijn dood berekende zijn broer W. Buurman dat de kosten die hij uit eigen zak had betaald en die hij op Van der Heide had proberen te verhalen 873,95 bedroegen, bijna vier maal zoveel als wat hij er aan had verdiend. De kosten voor extra personeel voor het bedienen van de brug vormen hiervan een groot deel. W. Buurman vroeg in verband hiermee op 4 september 1914 een tegemoetkoming aan de gemeente voor de weduwe van zijn broer. Uit een bedankbrief blijkt dat de gemeente inderdaad een bedrag aan de weduwe heeft gegeven. Hoeveel is niet bekend. De heren aannemers hebben de arme architect het leven behoorlijk zuur gemaakt. Een voor hem goede afloop van de zaak mocht hij helaas niet meemaken. Als al zijn opdrachten zo zouden zijn verlopen zou hij onvermijdelijk failliet zijn gegaan. Dat hij in staat was 650 (873-223) uit eigen zak in de zaak te steken bewijst gelukkig dat deze zaak een uitzondering was en dat hij eerder winstgevende opdrachten onder handen had gehad. Bron: Archief Gemeente Kethel en Spaland, nr. 948 183

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 1997 | | pagina 31