JACQUES DE GHEIJN, 1565-1629
Freek Rosman
Jacques de Gheijn wordt geboren in Antwerpen in 1565. In 1585 gaat hij in de leer bij de
bekende graveur Hendrick Goltzius in Haarlem. Hij trouwt in 1595 met de patriciërsdochter
Eva Stalperts van der Wiele. Tot zijn vriendenkring horen bekende figuren als Constantijn
Huygens, Simon Stevin en Hugo de Groot.
In 1600 wordt door Hugo de Groot een sterrenatlas gepubliceerd. De illustraties die de Gheijn
hiervoor maakt, behoren tot de mooiste ooit over dit onderwerp gepubliceerd.
Na 1607 verwerft hij in heel Europa grote faam door zijn werk Wapenhandelinghe van roers,
musquetten ende spiesen. Hierin beschrijft hij de in die tijd gangbare wapens.
Jacques de Gheijn overlijdt op 29 maart 1629 en wordt begraven in de Grote Kerk in Den
Haag.
De Gheijn en de kaart van Schiedam van 1598
In 1597 wil Schiedam een nieuwe kaart met panorama van de stad hebben ten behoeve van
een boek dat Jean Francis le Petit wil publiceren over de belangrijkste steden in de Repu
bliek. De cartografie in de Nederlanden heeft op dat moment al een grote reputatie, vooral op
het gebied van zeekaarten en wereldatlassen. Juist aan het einde van de 16e eeuw is het land
meten als wetenschap sterk in opkomst. Onder invloed van Simon Stevin leidt dit tot de eerste
(nederlandstalige) opleiding aan de universiteit van Leiden. Aangenomen mag worden dat de
breed geïnteresseerde de Gheijn op hoogte is geweest van deze ontwikkelingen. Hij is echter
geen 'geadmitteerd landmeter'.
Op 10 juli 1597 sluiten de burgemeesters Comelis Alewijnss en Comelis Pieterss van den
Burgh van Schiedam met de Gheijn een overeenkomst voor het maken van een kaart (met
daarop de straten en de belangrijkste gebouwen) en een panorama.
De keuze voor de Gheijn houdt in dat de opdrachtgevers een kaart verwachten die staat in de
traditie van de 'figuratieve kaart'. Deze kaartsoort ontstaat in de eeuwen ervoor vanuit de wens
om beschrijvingen van landen, streken en steden te illustreren in kaartvorm. Deze kaarten
worden in de regel uitgevoerd door schilders volgens de regels van de schilderkunst. De
Gheijn gebruikt dan ook het voor deze kaarten typische vogelvlucht-perspectief.
Ook veroorlooft de Gheijn zich vrijheden door het plaatselijk 'oprekken' van de kaartschaal om
ruimte te krijgen voor de figuren en objecten die het karakter en de activiteiten van een stad als
Schiedam moeten weergeven. Het is in dat opzicht meer een beeldverhaal dan een strikt topo
grafische kaart zoals we die tegenwoordig kennen.
De kaart van de Gheijn staat daarmee middenin een eeuwenlange ontwikkeling van de kaart als
verbeelding van een beschrijving van de aard en gewoonten van steden en landstreken, naar de
topografische kaart met versieringen aan de rand (zie de grote wandkaart van de gebroeders
Cruquius uit 1712 in de aula van het Stedelijk Museum Schiedam). Wanneer ook deze versie
ringen in de 19e eeuw verdwijnen, blijft het tegenwoordig gebruikelijke 'objectieve' topografi
sche kaartbeeld over.
19