ECONOMIE
Ser Louis
In de zeventiende eeuw is de haringvisserij, evenals in voorgaande eeuwen, het hoofdmiddel
van bestaan in Schiedam. Daarna, vanaf omstreeks 1700, loopt de aanvoer langzaam maar ze
ker terug met alle consequenties van dien, en na 1774 is die zelfs niet meer dan 100 last (een
last bestaat uit veertien tonnen met elk een duizendtal vissen) terwijl die in de topjaren (veel)
meer dan 1000 last bedroeg. De achteruitgang in Schiedam is deels te wijten aan de tendens
van de vissers om zich te concentreren in bepaalde plaatsen zoals Vlaardingen en deels aan de
interesse van reders om van de toch risicovolle haringvisserij over te stappen naar de lucratie
ver branderijen. Dat proces werd zeker gestimuleerd omdat de bedrijfsresultaten van de visse
rij in de periode van 1700 tot circa 1710 slecht waren. Dit kwam vooral omdat in genoemde
periode nogal wat schepen buitgemaakt werden door kapers uit Duinkerken en Calais. Grote
schadeposten als men bedenkt dat een schip destijds, gerekend naar de kwaliteit daarvan, al
gauw 2000 tot 3000 gulden kostte. Om deze reden en ook omdat de zuivere opbrengst van de
haringvangst per schip steeds minder werd, stapten vele reders allengs over naar het exploite
ren van een branderij. Het aantal schepen verminderde daarbij aanvankelijk niet want een om
gebouwde haringbuis was ook geschikt om graan voor de aanmaak van moutwijn te vervoeren.
Een neveneffect van de haringvisserij waren de lijnbanen. Vooral in de 17e maar ook in de 18e
eeuw - dan wel sterk in aantal verminderd - telde Schiedam vele van die bedrijfjes welke de
vele meters touw maakten die een vissersschip nodig had. Met het afnemen van de haringvis
serij verdween ook die nijverheid.
Een andere tak van bedrijvigheid betreft de walvisvaart. Schiedam deed vanaf begin 17e tot
eind 18e eeuw daar aan mee. Er werd gevaren op Groenland en Straat Davis. Hoewel het een
lucratieve bezigheid betrof, weigerde de vroedschap in 1651 toestemming te geven een traan-
kokerij op het Oosterhoofd te bouwen. Men zegde wel toe na te gaan of een vestiging op het
galgenveld bij de Voorhaven mogelijk was. Of die er ooit gekomen is, is niet bekend. Feit is
dat dit soort bedrijven een hevige stank verspreidde zodat men ze zo ver mogelijk buiten de
stad hield. Ondanks dat heeft Mr. Bernard Johan Pielat van Bulderen, wiens conterfeitsel
bekend is van een schilderij, in de jaren 1787 tot en met 1790 de walvisvaarder De Patriot',
veelzeggende titel in die dagen van Patriotten en Oranjegezinden en daarom later 'De Hoop'
genoemd, aan de vangsten laten deelnemen.
De scheepvaart - enkele Schiedamse schepen voeren ook als koopvaarder - had als gevolg dat
de scheepsbouw en aanverwante bedrijven een belangrijke plaats in Schiedams economie in
namen. In de 16e eeuw werden er op de scheepsbouwwerfjes vooral vissersvaartuigen ge
bouwd. Voor de grotere zeeschepen waren ze te klein. In de 17e eeuw neemt het aantal werven
dan ook af. Begin 18e eeuw is er nog maar één, die van Maarten van Wieringen.
Zoals gezegd nam de brandersactiviteit toe ten koste van de haringvisserij. Gevolg daarvan
was dat de regering van de stad langzamerhand uit rijke branders en distillateurs ging bestaan
Voor de bevolking van de stad was de haringvisserij eeuwen een bron van werk, dus inkom
sten, geweest. Toen die verdween werd een groot deel van de zeevarende mannen in de tweede
helft van de 18e eeuw dan ook werkeloos en zuchtten vele van hen met hun families onder bit
tere armoede. De branders namen uiteraard wel volk in dienst maar het was ook in de branderij
22