TIJKWERKERS UIT ZUID-NEDERLAND IN SCHIEDAM Het is weinig bekend dat er in Schiedam getracht is een industrietak te vestigen die veel stads besturen van destijds in huis probeerden te halen: de textielindustrie. Toch is er een poging door het Schiedamse bestuur gedaan. Oud-archivaris van Schiedam A. van der Poest Clement schrijft hierover in zijn nog steeds bij het Gemeentearchief te verkrijgen boekje Uit het verle den van Schiedam, p. 49 e.v.: "Wie de prachtige plattegrond van Schiedam, in 1598 door Jacques de Gheijn vervaardigd, wat nauwkeuriger bekijkt, zal ontdekken, dat bij de Raam enkele huisjes zijn aangeduid met 'tijckwerckershuisjes'. Tijkwerkers zijn wevers van grove linnen stof, die voor het overtrekken van bedden wordt gebruikt.. Door degenen, die dit beroep uitoefenden, werden deze huisjes bewoond. Uit het feit, dat op de kaart van De Gheijn bij geen enkel huis of reeks van huizen - behalve natuurlijk bij de openbare gebouwen - een dergelijke aanduiding staat, meen ik te mo gen opmaken, dat men de huisjes van de tijkwerkers als iets bijzonders beschouwde en dat zij toen van vrij recente datum waren. Inderdaad is dit laatste het geval. Tot in de negentiger jaren van de zestiende eeuw moeten wij in de delen 'notulen van de vergadering van Schiedams stadsbestuur' terug bladeren, eer wij daaromtrent iets vinden. Maar op 8 december 1594 komt ter sprake een 'verzouck van de tycktwevers omme het erff genaempt den Raem te coopen ende te betimmeren voor die van heure natie'. Merkwaardig is dat hier het woord 'natie' gebruikt wordt, maar wanneer wij bedenken dat in de Middeleeuwen het gebruikelijk was, dat kooplieden uit een andere streek bij korter of langer verblijf in een andere stad de band met de plaats van herkomst sterk bleven voelen en een tamelijk aaneengesloten groep vormden die met 'natie' werd aangeduid, is dit niet zo vreemd. In de vergadering van de vroedschap werd aldus op het verzoek van de tijk werkers besloten, dat de burgemeesters werden gemachtigd om met vijf of zes andere rege ringspersonen "t voorsz. erff te doen affpalen ende ten meesten oirbaar (=voordeel) van den stede te vercoopen'. Enkele jaren later, 12 februari 1597, kwam de huisvesting van de tijkwer kers weer in behandeling. Op een verzoek van 'Willem Meesz., Tijckwerker, omme het ei-ffbij (=door) hem van den stede gecocht, leggende in den Raem te mogen betimmeren met een huijs breet XIII roeden voeten binnen de muijren, wesende een viercant hoich (=hoog) ende de zijmuijren ten minsten XIIII voeten hoich' wordt gunstig beslist; tegelijk stond men toe aan de eventuele andere tijkwerkers, die met hetzelfde verzoek zouden komen, echter met deze voor waarde, dat de bouw 1 januari 1598 gereed zou moeten zijn. Maar 25 augustus 1592 werd nog vastgesteld, dat degenen, die van de stad de erven zouden kopen, het recht zouden hebben de grond aan anderen over te dragen, mits de nieuwe eigenaars dan óók tot 'betimmering' zouden overgaan. Werpen wij thans een blik in de zgn.' gifteboeken'de registers van overdrachten van onroe rend goed. Op 20 september 1597 werden daarin de koopacten van de erven in de Raam ge boekt. Behalve de vastgestelde grootte van de huizen werd nog bepaald, dat 'de coopers de cooppenningen op renten sullen mogen houden tegen den penning zestien. Twaalf erven werden zo verkocht resp. aan Gijsbrecht van der Loock, Willem Meesz., Faes Meesz., Balthen 37

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 1997 | | pagina 37