herwaerts over te brenghen'. Dit was nu ook gebeurd, maar er was kwestie ontstaan over het
uitbetalen van zijn loon tijdens zijn reis naar Turnhout en weer terug naar Schiedam. Uit deze
verklaring komt duidelijk naar voren de nauwe betrekkingen, die er nog bestonden tussen de
emigranten en degenen, die in het geboorteland waren achtergebleven.
Vermeldenswaard is ook, dat op 7 mei 1588 Balthen Verbeeck (een van de kopers van een erf
aan de Raam in 1597!), oud ongeveer 48 jaren, verklaart dat 'Pieter Jan Smits van Teurenout
ontrent vijff jaren lang geduijrende binnen dese stede geresideert ende gewoont heeft om zijn
ambacht van tijckwever te exerceren, ende dat hij hem selven gedurende dese tijt in allen
zijnen handel ende wandel anders niet gedraagen heeft dan een vroom jongman met eeren
toestaet ende betaempt.' Vermoedelijk zal deze getuigenis nodig zijn geweest om de betrokke
ne het Schiedamse burgerrecht te verlenen. In 1594 - op 14 november - wordt door de tijkwer
kers Ghysbrecht van der Loock en Comelis Verhoeck een soortgelijke verklaring afgelegd ten
behoeve van hun collega Paradaen Goverts, wiens naam wij reeds vermeldden, en die toen
reeds elf jaren in Schiedam woonde. Ook vóór de val van Antwerpen waren er dus reeds
Tumhoutse tijkwerkers in Schiedam gekomen. Hierop wijst ook een certificatie van 1603,
waarin gezegd wordt dat een tijkwerker negentien jaren geleden huis, erf en land in Turnhout
had verhuurd. Dit bewijst m.i. dat niet alle uit Turnhout afkomstige tijkwerkers zeer schamele
lieden waren. Dit geldt wel voor het merendeel, maar zeker niet voor allen. Hoe is het hen nu
verder in Schiedam vergaan? De meesten behoorden tot de zeer weinig kapitaalkrachtigen;
slechts enkelen wisten vooruit te komen; dit laatste geldt speciaal voor het geslacht Maes, die
het tamelijk ver brachten, maar meer door de brandersnering die zij naast de tijkweverij
beoefenden dan door het handwerk, dat zij in Turnhout hadden geleerd. Tussen 1620 en 1630
vond ik drie faillisementen van Schiedamse tijkwerkers, o.a. van Ghysbrecht van Loock, die
aan de Raam zijn bedrijf had uitgeoefend. Dit klopt geheel met de uiteenzettingen van prof.
Sneller, dienaangaande gegeven in een zeer lezenswaardig artikel over de tijkweverijen in de
Maassteden, gepubliceerd in het Tijdschrift voor Geschiedenis (deze studie berust in de
verzamelingen van het Schiedamse archief), waarin de conclusie wordt getrokken, dat reeds
vóór het midden van de zeventiende eeuw de tijkwerkers hun bedrijf zagen wegkwijnen.'
Detail van 'Tijckwerckershuisjes aan De Raem' op de kaart van Jacques de Gheijn uit 1598
39