in de Duitse periode aangekocht, vaak door tussenkomst van Huysmans. Al in 1885 werkte
Prins mee aan de organisatie van een tentoonstelling van werk van Nederlandse schilders in
Hamburg. Deze tentoonstelling werd vooijaar 1886 geopend en velen van de beste Nederland
se schilders namen er aan deel. Gerke Henkes bezocht namens Prins de schilders die moesten
deelnemen aan deze tentoonstelling. De schilderijen moesten 'niet al te ver boven de bevatting
der Duitschers zijn'.Een veertigtal Nederlandse werken werd tentoongesteld.
Ook met Isaac Israels stond Prins in contact.Brieven van Israels (1865-1934) aan Prins
beslaan de periode maart 1887 tot 30 april 1892.
Jan Toorop (1860-1928) was in september 1897 op bezoek bij Prins in Hamburg. Het eerste
meisjesportret dat hij tekende was dat van Prins' vrouw Nelly Goudkade. In een briefje van
december 1892 schreef Toorop aan Prins over zijn tekening 'De Drie Bruiden', waaraan hij
bezig was. Hij gaf daarin op dat werk een volledige toelichting, nog verduidelijkt door enkele
krabbels.
Prins werd later bevriend met de schilder-schrijver Jacobus van Looy (1855-1930) en met de
schilder en etser Marius Bauer (1867-1932). De families Prins en Van Looy gingen vanaf
1905 regelmatig met elkaar om en met Van Looy was daama een levendige correspondentie.
Vanaf 1905 was er ook uitgebreide correspondentie met Bauer, die 'De Heilige Tocht' niet
voor Prins wilde illustreren, want "iemand die zoo precies en zoo schilderachtig het uiterlijk
der dingen beschrijft, neem 't werk uit de hand van ieder die 't zou willen illustreren".
Met de schilder William Witsen (1860-1923) had Prins ook persoonlijk contact als hij met de
kerstdagen uit Duitsland naar Nederland kwam. Witsen was een studiegenoot en vriend van
Jacobus van Looy en als kunstcriticus medewerker aan 'De Gids'.
Veel zeldzame schilderijen, tekeningen en etsen hingen aan de muur van Prins' huis aan de
Nieuwe Haven te Schiedam en er was veel diepkleurig porcelijn. Er hing werk van Van der
Neer en Ravestein, prenten van Dürer, werken van Breitner, Bauer, Odillon Redon en enkele
primitieven. Ook andersoortige kunst was er: Japanse bronzen, Gotische beeldjes, reliëfs in
bruin geworden marmer, Romaanse hostie-bekers, oude wapens en gekleurde oude sieraden.
De kunstcollectie van Prins werd kort na zijn dood openbaar geveild. In de catalogus van die
veiling stond o.a. vermeld 'Volkstelling te Bethlehem' van Pieter Breughel de Jonge, 'Gevecht
op het ijs' uit de school van Hieronymus Bosch en toegeschreven aan Pieter Huys en 'Rivierge
zicht bij maneschijn' toegeschreven aan Aert van der Neer.
Prins, Huysmans en andere buitenlandse schrijvers
Toen Prins zijn kritieken over recent verschenen Franse literatuur in 1885/86 in 'De Amster
dammer' en 'Het Nieuws van den Dag' publiceerde, had hij de gewoonte deze toe te zenden
aan de schrijvers van wie hij de boeken besproken had. Zo kwam hij in briefwisseling met
onder anderen Camille Lemonnier, Louis Deprez en Robert Caze. Op 22 april 1885 stuurde
Caze aan Prins gegevens over zijn levensloop en gaf hij inlichtingen over de Franse naturalis
tische schrijver J-K. Huysmans. In de zomer van 1885, waarschijnlijk tijdens zijn vakantie te
Lochem, schreef Arij Prins een brief aan Joris-Karl Huysmans, een Fransman met Nederland
se voorouders (Noord-Brabantse schildersfamilie), die overdag op het Franse ministerie van
Buitenlandse Zaken werkte. Hij schreef Huysmans over de op handen zijnde publikatie over
23