pen in deze vorm geen zin meer hadden. Onder leiding van eerder genoemde Jonker Frans van
Brederode en Jan van Naaldwijk vocht de Hoekse partij in een achterhoedegevecht nog voor
diens maatschappelijk bestaan. In 1492 vielen de laatste wijkplaatsen Sluis en Gent. De rol
van de Hoeken was uitgespeeld. Alhoewel, merkwaardigerwijs zouden vertegenwoordigers
van de lagere adel opnieuw een belangrijke rol spelen in onze geschiedenis als zij, qua sociale
komaf en met hun militaire bekwaamheden bij de grote Opstand onder de benaming 'geuzen'
als bondgenoten van de Prins van Oranje weer te voorschijn komen.
1566, het voorspel van de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648)
Onder Karei V wordt één groot rijk nagestreefd waarin wat wij nu als Nederland en België
kennen wordt verbonden met Spanje. De steden en 'standen' wensen echter hun verworven
invloed op het beleid te behouden. Daarnaast doet de kerkhervorming zijn intree. Dat alles
was tegen het ideaal van Karei V van: één rijk, één heerser, één (R.K.)geloof. Het gevolg was
dat de lijden roeriger werden. Zowel godsdienstige als maatschappelijke motieven speelden
daarbij een rol. Steeds scherper werden de 'plakkaten'5) die Karei V tegen de nieuwe geloofs
leer uitvaardigde. In 1565 werd een gezantschap onder leiding van Egmond naar koning
Philips II - die inmiddels Karei V was opgevolgd - in Spanje gezonden met een drieledig
verzoek: bijeenroeping van de Staten, verzachting van de plakkaten en meer invloed voor de
Raad van State. Onder hen bevond zich Adriaan van Matenesse. Het antwoord van Philips
was negatief. Dan, in 1566, sluit een groot aantal edelen, op calvinistisch initiatief een ver
bond. Zij bieden landvoogdes Margaretha in Brussel een smeekschrift aan waarin wederom op
verzachting van de plakkaten wordt aangedrongen. Het is bij die gelegenheid dat voor het
eerste de scheldnaam Gueux (bedelaars) wordt gebezigd. Als erenaam - geuzen - wordt deze
benaming vervolgens overgenomen. Werd aanvankelijk nog gezocht naar een zekere gema
tigdheid, de gebeurtenissen nemen verder hun loop. In Schiedam wordt pastoor Jacobsz
Hueckenhorst er van verdacht de nieuwe leer te zijn toegedaan. Hetzelfde geldt voor de baljuw
Salomon van der Houven. Laatstgenoemde wordt door de Hertog van Alva, die Margaretha
intussen is opgevolgd als landvoogd, gevangen genomen en opgesloten in de Gevangenpoort
in 's-Gravenhage omdat hij te slap tegen de 'ketters' was opgetreden. Hij ontsnapt echter uit
gevangenschap en sluit zich aan bij de watergeuzen. In augustus 1566 breekt de Beeldenstorm
uit en vallen er - zij het klaarblijkelijk op bescheiden schaal - beelden in de St Janskerk van
Schiedam. De stadsregering treedt hier niet tegen op. In tegendeel, met toestemming van de
vroedschap mag de hervormde prediker - Arent Fransz. in de St Janskerk prediken. De laatste
pastoor, Hueckenhorst, vlucht trouwens later voor Alva en blijkt - volgens een brief uit 1580
aan Prins Willem - in de jaren daarna predikant bij de hervormden in de Betuwe te zijn. In
1567 loopt Schiedam echter - zonder dat daar geweld aan te pas is gekomen - weer in het
gareel met het bewind van Alva. Vervolgens breekt in 1568 (slag bij Heiligerlee) de Tachtig
jarige Oorlog uit. In 1572 wordt het in de omgeving van Schiedam weer buitengewoon on
rustig. Op 1 april van dat jaar weet Willem van Lumey, 'grave van der Mark' met zijn bijbeho
rende bevelhebbers, waaronder twee Schiedamse scheepskapiteins: de eerder genoemden
Salomon van der Houven en Jacob Antonisz., met zijn Watergeuzen Den Briel in te nemen.
Graaf van Bossu, de stadhouder van Holland wordt vervolgens door Alva naar Den Briel
55