DE KAART VAN VAN DEVENTER Freek Rosman De eerste kaart van Schiedam die wij kennen, is die van Jacob van Deventer. Hij is ca. 1510 geboren en in 1575 in Keulen overleden, waarheen hij was uitgeweken wegens de oorlogs handelingen aan het einde van de Spaanse tijd. Jacob van Deventer behoort samen met Gem ma Frisius en Mercator tot de belangrijkste cartografen van de 16e eeuw. Van Deventer is vertrouwd geweest met de nieuwe landmeetkundige technieken in die tijd, zoals basis- en hoekmeting en de voorwaartse insnijding. [1] Over zijn werkwijze is echter weinig bekend. De toepassing van landmeetkundige technieken maakt het mogelijk om steden en dorpen met torens en andere, van afstand waarneembare bouwwerken trefzeker op de kaarten weer te geven. Overige objecten zijn vaak schetsmatig weergegeven of (soms foutief) uit andere bron nen overgenomen. [2] Voor de afstandsmeting stonden meetkoorden ter beschikking of de vanaf 1530 beschikbare dunne, stalen meetketting. Voor de hoekmeting waren er cirkels met een randverdeling in gra den en een nieuw instrument: het kompas. Van Deventer is vooral bekend geworden om de stadsplattegronden die hij voor zijn opdracht gever Philips II heeft vervaardigd. Zijn opdracht luidde om alle steden te bezoeken, op te meten en te karteren. Hij ontving ook een vrijgeleide om dit werk te kunnen doen [3]. Aang enomen moet worden dat hij Schiedam bezocht heeft. In totaal heeft Van Deventer vanaf 1 april 1558, naast al zijn overig cartografisch werk, aan niet minder dan 500 stadsplattegronden gewerkt. Vast staat dat het tot 1572 heeft geduurd de steden op te meten. Er is weinig bekend over het verloop van de werkzaamheden en het jaartal van opmeting van Schiedam is hierdoor niet nader te bepalen. Het resultaat voor Schiedam is een noordgerichte stadsplattegrond, die de vorm van de stad nauwkeurig weergeeft. Een praktische methode die Van Deventer ter beschikking stond, was het gebruik van een planchet: een plat horizontaal vlak op een statief (zie afbeelding 1), waarop papier wordt bevestigd en waarop een cirkel met vizier en kompas wordt geplaatst (afb. 2). De methode is ideaal voor het maken van stadsplattegronden, met name wanneer men van enige afstand vrij zicht heeft op de stad. Dit is in de 16e eeuw vanaf de omringende platteland zeker het geval geweest. De landmeter kiest een eerste opstelpunt (01), richt zijn vizier op markante terreinpunten (torens, vesten, wegen, etc.) en karteert deze zichtlijnen op het papier. Ook moeten de hoeken naar de overige opstelpunten worden gemeten (afb. 3). Door alle markante punten vanuit tenminste twee opstelpunten in te meten, kunnen deze met behulp van een voorwaartse insnijding worden vastgelegd (afb. 4). De kaart kan op schaal worden gemaakt door de afstand (d) tussen het eerste en tweede opstelpunt in het terrein te meten en direct op de gewenste schaal in de kaart te tekenen. 58

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 1998 | | pagina 18