Uit boedelinventarissen en van afbeeldingen op schilderijen blijkt dat in burgerwoningen
nauwelijks schilderijen en houten beelden voorkwamen, omdat de gewone burger zich dat niet
kon permitteren. Over aardewerk werd niets vermeld in de inventarissen omdat dat van te
geringe waarde werd geacht, maar de vindplaatsen van de beeldjes geven aan dat zij onder
andere in huizen aanwezig waren. Behalve in burgerwoningen werden ook pijpaarden beeldjes
voor privé devotie in kloosters gebruikt.
De devotie van de beeldjes van het Christuskindje nam vooral in vrouwenkloosters een aparte
plaats in. In de kersttijd werd het beeldje in een wiegje geplaatst dat symbool stond voor het
'ootmoedig hart', waarin de nonnen Christus moesten ontvangen. Ook de aankleding van het
wiegje had een symbolische betekenis; onder andere een kussentje der liefde en witte lakentjes
van onschuld en zuiverheid. Tijdens het schommelen begonnen belletjes te rinkelen, zodat
Gods aandacht getrokken zou worden. Het 'kindeke wiegen' werd gezien als een godsdiensti
ge oefening waarmee men God diende.
75
Christuskindje, 16e eeuw, pijpaarde (Coll. Stedelijk Museum Schiedam, foto: Bas Czerwinski)