beide bedrijven was Jacobus Gerritz. Mak (1786-1868). Deze was kort na de Franse tijd een zeilmakerij en een touwslagerij aan het Hoofd, bij de Voorhaven, begonnen. In 1822 kocht hij bedrijfsruimten, die gelegen waren aan het Land van Belofte, aan de westzijde van het Broersveld. Namen als Baan en Grofbaan herinneren nog aan de touwbaan van wel driehonderd meter lang. Jacobus' zonen, Willem en Jacobus, namen het bedrijf over. Het familieverhaal wil dat beide broers onenigheid kregen en dat daarom het bedrijf gesplitst werd: Willem bleef in het Broersveld, terwijl Jacobus het bedrijf aan de Voorhaven overnam. Daarmee was ook een taakverdeling gegeven: Willem deed het werk in de stad voor de branderijen, de spoelingboerderijen, de molens enz. en zette de touwslagerij voort, terwijl Jacobus de grotere zeilen voor de zeevaart maakte. Jacobus werd opgevolgd door zijn zoon Catrinus (1860-1931). Diens zoon, de naar zijn grootvader genoemde Jacobus (1890-1980), zou de laatste zeilmaker aan de Hoofdstraat worden. Al op twaalfjarige leeftijd, nadat hij de lagere openbare school aan de Dwarsstraat had doorlopen, koos hij het ruime sop op een haringlogger. De maanden die hij daarop doorbracht, vormden voor hem een ware leerschool, zowel wat levenservaring betreft als voor de zeilmakerij. Meer dan zeven tigjaar zou Jacobus vervolgens het vak van zeilmaker uitoefenen. Eerst werkte hij nog bij en met zijn vader Catrinus totdat hij deze in 1929 opvolgde. Kerkelijke achtergrond Alvorens verder op het werk in de zeilmakerij in te gaan, gaan we eerst nog in op de kerkelijke achtergrond. Jacobus was Nederlands Hervormd en behoorde tot de ortho- Links: C. Mak en C. Mak-Gille. Rechts: Jacobus Mak in 1970. Hij was de laatste zeilmaker aan de Hoofdstraat en de klein zoon van de oprichter. 165

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 1998 | | pagina 5