doxe, in ieder geval niet vrijzinnige richting van deze kerk. Daar zit echter nog een
verhaal aan vast. Jaeobus' vader, de zojuist genoemde Catrinus, behoorde ook tot de
hervormde gemeente en wel tot de vrijzinnige richting. De vrijzinnig-hervormden
kerkten tezamen met andere vrijzinnigen bij de Nederlandse Protestanten Bond
(N.P.B.). Catrinus trouwde echter met een gereformeerd meisje, Catharina Gille. De
vrijzinnige Catrinus en de vanuit de geest van de Afscheiding (1834) opgevoede
Catharina traden toe tot de orthodox-hervormde gemeente. De één ging dus kerkelijk
gesproken een stapje naar rechts en de ander naar links. De Grote Kerk werd hun
beider geestelijk tehuis, waarin ook alle kinderen werden gedoopt. De periode van
samen naar één kerk gaan, duurde echter niet lang. Vanwege een dierbare dominee
ging Catharina zich weer zeer behaaglijk voelen in de gereformeerde kerk. Het gevolg
was dat de overgrote meerderheid van de kinderen 's zondags met hun moeder
Catharina het gereformeerde kerkgebouw aan de Rotterdamsedijk bezocht. De
godsdienstige opvoeding van de kinderen werd derhalve zeer sterk door moeder
Catharina bepaald. De rol daarin van de inmiddels weer tot zijn vrijzinnige geestver
wanten teruggekeerde Catrinus was beperkt. Hij maakte de kinderen wel vertrouwd
met de liederen van de Nederlandse Protestanten Bond. Hij kon echter niet verhinde
ren dat acht kinderen later tot de Gereformeerde Kerken in Nederland gingen behoren.
Van de tien kinderen bleven alleen Jaeobus en zijn broer Hendrik in de (rechtzinnige)
hervormde gemeente. Eén van de andere broers van Jaeobus, de naar zijn vader
genoemde Catrinus (geb. 1899), werd later als eerste in het geslacht Mak predikant
(in de Gereformeerde Kerken in Nederland). In zijn herinneringen, die hij heeft neer
gelegd in het boek Een halve eeuw dienst, zegt hij over de kerkelijke situatie thuis
o.a.:
"In mijn jeugd bezocht ik de diensten in de hervormde kerk en volgde de catechisatie.
Later gingen mijn zusters en ik met moeder mee naar de gereformeerde kerk, enkele
broers bleven hervormd. Zondagmorgen half tien: Voor mij rijst het beeld op van
vader, die zich nog op zijn gemak gaat scheren, terwijl wij, moeder met zeven kinde
ren en bloc langs hem heen schuiven en ons op weg begeven om tijdig de dienst van
tien uur te halen in de gereformeerde "Dijk-kerk".
Ds. Mak vertelt verder nog onder meer:
"Op de terugweg (na de kerkdienst, H.N.), het liep dan tegen twaalf uur, zagen we
vader al in de verte voor onze huisdeur staan wachten. Als hij de sleutel in de deur
stak om zijn gereformeerd gezinsdeel binnen te laten, kon hij soms met iets triomfan
telijks in zijn stem zeggen: "Zo zijn jullie daar eindelijk, ik sta hier al een kwartier
naar jullie uit te kijken, mijn dominee kan het vlugger." (Zijn kerkdienst was van half
elf tot hoogstens half twaalf)-"
166