aangetrouwde nicht, mevrouw Pielat van Buideren-Forsten uit Groningen was na haar dood in 1809, belast met de zorg voor de minderjarige kinderen. Op 30 maart 1811 klaagt zij in een brief aan Jan Loopuyt over de trage afhandeling van de erfenis. Weliswaar zijn huis en meubels verkocht, maar de crediteuren zijn nog niet betaald. Ook zij wacht al een half jaar op de beloofde penningen. Zoals iedere bankier kan Loopuyt moeilijk van geld afstand doen. Er spelen echter ook andere zaken een rol. De oudste zoon, die al eerder zijn vaderlijk erfdeel had ontvangen, maakt weer met ellenlange brieven Jan Loopuyt het leven zuur. Deze zoon had met zijn vadersdeel niet zijn schulden betaald, maar het geld in hoger renterende effecten gelaten. Het koninkrijk Holland werd ondertussen ingelijfd bij het keizerrijk van Napoleon en hierdoor waren de effecten in één klap tot eenderde van de waarde gereduceerd. De moeilijkheden, die hierdoor werden veroorzaakt bij deze erfgenaam, zullen ook bij Loopuyt de nodige problemen hebben veroorzaakt. Ook grote drukte lijkt een goed excuus, want de betere organisatie van de post in de franse tijd komen er uit het hele land ook meer brieven over de verkoop van jenever. Loopuyt heeft in Winschoten een verkoper, die de regio voorziet van jenever. Op het Oost-Groningse platteland zijn de gebruikelijke stukken moeilijk te vervoeren en verzocht wordt om voortaan kleine smalle stukken te leveren. In 1814 wordt Jan Loopuyt voor het eerst als Burgemeester aangeschreven. Was hij President van de voorlopige Stadsregering? Zijn zoon Pieter heeft zijn juridische studie afgerond en komt in het bedrijf. In 1815 is er al sprake van P. Loopuyt en Co. Jan Loopuyt heeft als compagnon meer de handen vrij voor de politiek als lid van de Provinciale Staten van Zuid-Holland en als Burgemeester van 1832 tot drie jaar voor zijn dood in 1846. Jan Loopuyt is ook actiefin het kerkelijke leven van de stad Schiedam, waar hij lid is van de kerkeraad van de Ned. Hervormde Kerk en in welke functie hij het beheer voert van de kerkelijke fondsen en inkomsten. Ook vraagt Jan Loopuyt bij kerken een attestatie de vita op voor nieuwe kerklidmaten, die van elders naar Schiedam zijn gekomen. Hij is dus een zeer actief lid van de kerkeraad. Wel valt op, dat brieven aan Jan Loopuyt over geldzaken gaan en dikwijls een persoonlijke en vertrouwelijke band vertonen. Brieven aan P. Loopuyt en Co gaan meer over jenever en het vervoer ervan. Ook de aanvoer van gerst en rogge zijn een forse bron van inkomsten. Voor het vervoer vanuit de Oostzeelanden vaart een eigen schip, met de toepasselijke naam "De twee Gebroeders". In een brief van 28 maart 1819, die Maarten vanuit Libau via Koningsberg heeft verzon den, lezen we: "Eerst moet ik Ued. feliciteren met het behoude arrivement van Capn.H.J.Swart- hij kwam gisterenmiddag gelukkig binnen en heeft ofschoon tamelijk voorspoedig een bezwaarlijke reis gehad - door de harde wind heeft hij zijn best anker met ongeveer 15 a 20 vadem in Elseigneur verlooren -. Moogelijk dat hij het bij de terugreis tegens 1/3 vergoeding weeder bekomt. 5

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 2000 | | pagina 5