Op de heenreis had het schip een lading pannen. Kapitein Swart denkt, dat de lading
goed is overgekomen, maar de luiken zijn nog verzegeld, zodat Maarten het nog niet heeft
kunnen controleren.
Uit een kapiteinsbrief van 8 april blijkt dat kapitein Swart de terugreis naar Schiedam in
12 dagen heeft afgelegd, wat sneller is dan de landmail via Memel, die er circa 16 dagen
over deed.
Brieven aan Jan Loopuyt
De heer B. Kleijn verzoekt in een aangetekende brief van 15 januari 1821 aan Jan Loopuyt
voor hem de pacht te betalen voor zijn zalmvisserij en heeft daarvoor ingesloten een
briefje (wissel?) ter waarde van 127.15 op de heren Thijm en Bakker te Amsterdam. Er
zat toen dus nog genoeg zalm in onze rivieren. De pachter kon niet in Brielle betalen,
omdat de pachtpenningen te Schiedam moesten worden betaald, want sedert de franse tijd
was de ontvanger der Domeinen voor het Dept. des Bouches de la Meuse te Schiedam
gevestigd. Na 1815 bleef de rentmeester van 's konings Particulier Domein te Schiedam
gevestigd. Het betrof hier een uitgestrekt natuurgebied met duinen, bossen en grienden.
Dit domein zou door de aanleg van de Nieuwe Waterweg doormidden gesneden worden.
Het kantoor van de rentmeester, de heer G. Ten Sande was gevestigd aan de Lange Haven
wijk A nr 157. Nu is dit nr. 127, waar het Productschap voor Gedistilleerde dranken
gevestigd is.
In 1820 krijgt Jan Loopuyt een aanbod tot overname van enkele distilleerketels en bijbeho
rende serpentines van een relatie uit Luik. Moet hier het begin gezocht worden van de
distilleerderij van P. Loopuyt en Co.
De handel met Engeland komt na de franse tijd ook weer op gang, want de engelse kolen
kunnen in Schiedam rechtstreeks uit Engeland worden aangevoerd en de firma Loopuyt is
natuurlijk de aangewezen tussenpersoon.
Ook postaal zijn er grote veranderingen. In 1827 staat er op een brief uit Lübeck: "Per
stoomboot over Amsterdam". De brief van 4 oktober komt aan op de negende. Het jaar
daarop staat de te betalen port voor het eerst in centen op 'n brief: 60 ct voor een brief uit
Baltimore.
In 1830, het jaar van de opstand in België tegen het Hollandse bewind komen er geen
brieven meer direct uit de zuidelijke Nederlanden, geen kolen meer uit Luik en geen
"Schiedam" meer naar Vlaanderen.
Toch ontvangt Jan nog een levensteken uit Leuven. "Alhoewel tussen ons geen handel
kan plaats hebben", schrijft de heer Stappaerts vanuit Lille in Frankrijk naar Schiedam:
"ben ik tot nu toe, Godlof, zonder schade doorlopen, op buite plaatsen waar ik getrokken
was hadden wij onder groot perikel onze troepen, die daar refereerden langs de weg
naar Mechelen en de Prins van Saxe Weimar deze weg met degene op Brussel bestrijken
de, werd er vuur gegeven en de ballen vlogen rond ons. De twee Prinsen hebben enige
uren in of bij Lxxxx geweest (zie verderop). Zonder hulp van de franschen was geheel ons
6