Schoolstraat voor de katholieke meisjes-Ulo. De Finse scholen werden daar ook ingete
kend. Maar zo bleek dat het te krap bemeten was. Alle lokalen bevonden zich immers nu
op de begane grond. Wel bleek het mogelijk deze scholen te plaatsen op het voor gewone
bebouwing bestemde terrein nabij het Lorenzplein. Alleen het terrein aan de Schoolstraat
was ruim genoeg, hoewel alleen als de school in twee haakse delen met een tussenlid zou
worden gebouwd.
Op 16 november 1948 ging het college van B&W op voorstel van Gemeentewerken
akkoord met de gewijzigde locaties. Aan de noordzijde en de zuidzijde van het terrein zou
een strook komen met 5 lokalen en daartussen in een verbindingsstrook met 6 lokalen.
Voor de openbare school werden 9 lokalen in het zuidelijke deel bestemd, voor de katho
lieke school 7 lokalen in het noordelijke deel. Op 14 december 1948 ontving men de
definitieve prijsopgave.
De ideeën hadden vorm gekregen, de hoop op bouwen nam toe, maar er moest nog een
politiek besluit worden genomen. Deze houten als noodgebouw overkomende scholen
stond een deel van de Gemeenteraad niet aan. Zeker gezien de kosten en het feit dat in
steen bouwen voor lang zou worden opgeschoven. De opgeworpen bezwaren veroorzaak
ten een uitgebreid, inzicht gevend antwoord van de wethouder, mevr. Benthem-de Wilde,
reden waarom hieronder voor een groot deel uit de notulen wordt geciteerd.
Notulen Gemeenteraad 17 december 1948
Gemeenteraadslid Bosch vond 430.000,- voor 3 scholen, d.w.z. 15.000,- per lokaal
'ontstellend' hoog: "Volgens een couranten bericht heeft een wethouder in een naburige
gemeente verklaard, dat hij geen behoefte had aan een Finse school, dat hij het onderwijs
zo goed en zo gerieflijk mogelijk wilde huisvesten, dat men de wijk niet moest ontsieren
met een Finse school en dat hij geen behoefte had, het onderwijs op te schepen met een
"snert "-school.
Er volgde een zeer uitgebreid antwoord van wethouder Benthem-de Wilde:
Hoewel in Schiedam geen onderwijsinrichtingen door oorlogshandelingen verwoest
zijn, verkeert het onderwijs toch in alle opzichten in een zeer ernstige impasse."
"Aan permanente bouw is de eerste jaren niet te denken; semi-permanente bouw werd
voor Schiedam niet toegestaan. Spreekster had gehoopt dat Schiedam op het lijstje voor
1948 zou worden geplaatst; Schiedam heeft er opgestaan maar was er al spoedig weer af;
de gewone scholen die in 1948 gebouwd werden zijn toebedeeld aan getroffen gemeenten.
Vervolgens heeft het college vernomen van de Finse scholen; dit denkbeeld werd door het
college niet bijzonder gunstig ontvangen.
Maar toen het college toch de voelhorens ging uitsteken waren alle Finse scholen reeds
toegewezen. Schiedam had het geluk echter aan haar zijde: "De voor Utrecht bestemde
schoolgebouwen bleken, in verband met de vorm van het daar beschikbare terrein, voor
deze gemeente niet bruikbaar; de N. V. "Panagro die deze scholen levert was niet bereid
ze te veranderen en waar aan de Rijksinstantie gebleken was, dat er in Schiedam een
58