EEN BEZORGD RAADSLID - DE "VERSLETEN" ASSEN VAN DE KORTE HAVENBRUG Raadsleden dienen goed te letten op wat er voorvalt in hun gemeente. Soms nemen ze iets verontrustends waar, en wordt dankzij hun doortastend optreden groot onheil voorkomen. Tijdens de eerstvolgende raadsvergadering kunnen ze er een opmerking over maken of een vraag over stellen. De ene keer wordt daardoor een ramp voorkomen, maar een andere keer maken ze zich ongerust voor niets. Als ze in dat geval toch blijven volhouden dat er wel iets niet in orde is, dan kunnen ze de gemeente onnodig op kosten jagen. Zo ging het ook in 1887 toen raadslid J. Tak iets verdachts had opgemerkt aan de Korte Havenbrug. Tijdens de raadsvergadering op 26 maart vroeg hij het woord en zei het volgende: Mijnheer de Voorzitter, ik wensch aan het Dagelijks Bestuur in overweging te geven het instellen van een onderzoek naar den bovenbouw van de Kortehaven-brug. Naar mijn overtuiging zal deze thans nog met ligte kosten kunnen hersteld wordenterwijl waar schijnlijk groote schade het gevolg zou zijn, wanneer dit niet spoedig geschiedt. Naar aanleiding van dit verzoek onderzocht de Commissie van Fabricage de brug en diende hierover een rapport in bij de gemeenteraad. Tijdens de vergadering op 6 april kwam het aan de orde. Noch de leden van de commissie, noch de gemeente-architect was het opgevallen dat de brug een ernstig gebrek vertoonde dat onmiddellijk hersteld diende te worden. Wet was het mogelijk dat de assen na ruim dertigjarig gebruik wat afgesleten zouden zijn, maar om daarover zekerheid te verkrijgen zou de brug gedemonteerd moeten worden. De commissie besloot het rapport met de volgende, voor de heer Tak niet erg vleiende, woorden: Een ander, zigtbaar gebrek aan die brug, moet hem dus bekend zijn. Jammer dat de heer Tak zeifin gebreke blijft het gebrek te noemen. Waarom niet met ronde woorden gezegd waar het gebrek schuilt. Zeker zou de heer Tak hiermede, naar onze meening, meer in het belang der gemeente hebben gehandeld. Of kan de heer Tak wellicht evenmin met juist heid aanwijzen waar die brug noodzakelijk herstelling behoeft, zoodat zijn geheele bewe ren slechts op een bloot vermoeden berust. In dat geval had de heer Tak b.v. b. even goed de Hoofdbrug of Ooijevaarsbrug kunnen noemen, die, in evenredigheid tot den tijd dat zij gebouwd werden, eveneens meer of minder kans opleveren van bij hare assen gesleten te zijn. En wat zal nu van deze opmerking het gevolg zijn: Eene groote verantwoordelijkheid heeft de heer Tak op uwe vergadering geworpen. Want, stel het geval aan de Kortehavenbrug - waartoe bij iedere brug de mogelijkheid bestaat - een onheil plaats grijpt, de heer Tak zal natuurlijk de man zijn die er zich op kan beroepen, op den gebrekkigen toestand waarin die brug verkeerde - al kon hij ook het gebrek niet noemen - in der tijd te hebben gewezen. Wil uwe vergadering die verantwoor delijkheid niet op zich laden, dan zal zij het besluit moeten nemen die brug geheel te doen 97

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 2000 | | pagina 25