In het geven van bijnamen, ook buiten het gilde, was men in Schiedam zeer vindingrijk.
Er waren namen, die de grens overschreden van het betamelijke, zoals "Piet de diefof
van het wellevende, zoals "Aap zonder staart", dan wel het eerbiedige, zoals "Wandelstok
des Heren". Deze laatste naam had men toegedacht aan een stedelijk ambtenaar, die
tevens de langste burger van onze stad was. Die lengte heeft hem nog al eens dwars
gezeten. Zo weet ik, dat hij zich boos maakte op een jongen, die vlak voor hem bleef staan
en vroeg: "Zeg baas, is het koud boven?" Dan was er de grote groep van eerbiedwaardige
burgers met bijnamen van onschuldigen aard. Men sprak b.v. over mijn vader5' bijna nooit
anders dan over de "Majoor", omdat hij majoor-commandant der schutterij was. Alleen
het sociaal democratische blaadje "De Moker"6', dat nu niet bepaald op een hoog journa
listiek peil stond, noemde hem wel eens "Majoor Bulderdeboem" omdat hij een zware
commando-stem had; of "Dikke majoor" met het oog op zijn forse lichaamsbouw. Ik heb
80
Vissers ouders (foto: Conrad H. Schiffer, Wiesbaden 1906)
5) Gerrit Visser Bz., geboren 26 december 1838 te Schiedam, overleden aldaar 20 maart 1916. Hij
was stichter van het Schiedamse Corps Koninklijke Scherpschutters dat later opging in de Schutte
rij, die eveneens onder zijn leiding stond. Van 1877 tot 1906 maakte hij als leider van de vrij
liberalen deel uit van de gemeenteraad. In 1893 werd hij gekozen als wethouder, na zijn geslaagde
interventie in een slepende discussie met de buurgemeenten over de waterverversing (bron. H.
Schmitz. Schiedam in de tweede helft van de negentiende eeuw. Schiedam. 1967: De Eendracht).
6> De Moker was het blad van de in 1899 opgerichte Schiedamse afdeling van de SDAP. Het
verscheen vanaf maart 1901, aanvankelijk eens in de twee weken en later wekelijks. De redactie
hield kantoor op Noord vest 12.