er mijn vader, die zich anders niet veel liet aanleunen, nooit aanmerking op horen maken.
De schutterij heette in bedoeld propaganda-orgaan steeds "De garde van de dikke majoor".
Dan waren er nog een aantal Schiedammers, die bijnamen droegen waarvan men de
oorsprong moeilijk of niet meer kon nagaan. Waarom b.v. een welgesteld ambteloos
burger met "Dominee" werd aangeduid, ontging mij ten enen male en waarom een bekend
en geacht industrieel, die lang, recht en mager was, nooit anders genoemd werd dan de
"Eau de Cologne-fles" bleef voor mij een raadsel. Overigens had hij van zijn bijnaam
nimmer last, meer van zijn magerheid, vooral op de beurs7', het centrum van Schiedams
koopmansleven en Schiedamse humor. Het beursbezoek vormde voor de distillateurs,
branders en makelaars het hoogtepunt in hun leven. Het was het enige ogenblik van de
dag, dat zelfs de heren met de stramste benen op een drafje trachtten te lopen om het
kwartje boete uit te sparen, dat betaald moest worden als de hekken na het eindigen van
het gelui van het beursklokje tijdelijk gesloten waren. Merkwaardigerwijs scheen voor hen
juist dat kwartje een aanzienlijk hogere waarde te hebben dan welk ander geldstuk ook.
Precies op het vastgestelde uur, waarop de beurs geëindigd moest zijn, werden de hekken
wederom gesloten en mocht het ooit gebeuren, dat iemand zich niet tijdig naar buiten had
begeven, dan kostte het hem eveneens een kwartje om uit zijn gevangenis verlost te
worden. Voor zover ik mij herinner heeft dit feit alleen plaats gehad met de "Eau de
Cologne-fles". Hoewel het zijn eigen fout was, toonde hij zich diep verontwaardigd, te
meer daar dit geval voor de beursheren die buiten stonden hèt pretje van de week te zijn.
Het slachtoffer raakte er niet over uitgepraat en gaf ook de volgende dag links en rechts
blijk van zijn ergernis. Een der vaste beursbezoekers, die nog al eens als enfant terrible
optrad, kon niet nalaten hem te vragen wat er gebeurd was.
"Wat er gebeurd is?! Maar heeft U dan niet gezien, dat ik gisteren achter de hekken in de
beurs was opgesloten?"
"Neen, daar heb ik niets van gezien", luidde het antwoord, "dan heeft U zeker achter een
van de spijltjes van het hek gestaan."
Een ongeluk schijnt nu eenmaal nimmer alleen te komen, want tot overmaat van ramp
stond dezelfde persoon de volgende dag wéér achter het gesloten hek. Hoe dat kwam
begreep niemand. De hilariteit van de beursheren buiten het gebouw kende geen grenzen,
evenmin als de verontwaardiging van de gedupeerde. Toen trad het enfant terrible naar
voren, dreef met brede armzwaai de toeschouwers buiten het hek uiteen en riep:
"Op zij heren, hij springt dadelijk tussen de tralies door!"
Er zijn mensen van wie men zich de geringste bijzonderheden, de kleinste trekjes blijft
7) In de in 1792 voltooide Beurs aan de Lange Haven 145.
81