moeilijkheden werden alleen maar groter. De Schiedamse politie kreeg handenvol werk
aan lieden, die elkaar bestalen van zaken als schoenen, jassen en zelfs muziekinstru
menten. Daarbij gingen ze elkaar zonder omhaal te lijf met messen of bijlen. Bij hun
arrestatie verzetten zij zich vaak tot bloedens toe en zagen kans om onderweg naar het
politiebureau nog vernielingen aan te richten. Om alle gewonden te kunnen oplappen
werd er zelfs een extra ziekenhuisje geopend op Plein Eendragt aan de Plantage, de
zogenaamde 'Polen-kliniek". Ook daar braken regelmatig vechtpartijen uit tussen de reeds
gewonde mensen, waarbij op een keer zelfs een Pool door een ruit heen op straat werd
gegooid. Een speciale veiligheidsdienst moest toen voortaan de rust bewaren in deze
kliniek.
De Polen en Russen leefden onder uiterst primitieve omstandigheden en hadden niets te
doen, terwijl ze wisten dat ze geminacht werden door de Schiedamse bevolking. Niemand
trok zich hun lot aan en hun gedrag verviel van kwaad tot erger. Ze waren vaak dronken
op straat en vielen dan voorbijgangers lastig, waarbij menige Schiedammer messteken
opliep.
Zoeken naar oplossingen
Een eerste helpende hand kwam van de gemeente Rotterdam. Daar werd midden in de
Parkhaven een binnenschip afgemeerd, bestemd als isolatievaartuig voor de allerlastigste
Russen en Polen. De vreemdelingenpolitie zorgde ervoor, dat ongeveer veertig lastposten
uit Rotterdam en Schiedam werden overgebracht naar dit kale binnenschip. De
rivierpolitie was gevestigd in een drijvend kantoor naast de boot en hield zo gemakkelijk
toezicht. Ontsnappen kon alleen zwemmend en was dus vrijwel onmogelijk. Op het schip
was helemaal niets te doen voor de geïnterneerden, behalve wat mattenvlechten. De
autoriteiten gingen er trouwens van uit, dat die Oost-Europeanen toch allemaal te lui
waren om te werken. De omstandigheden in het donkere ruim waren mensonterend:
tussen de rijen stapelbedden moest ook gegeten en geleefd worden. Sanitair was er
nauwelijks en de bewegingsvrijheid was zeer beperkt, omdat de geïnterneerden het vrij
kleine schip nooit mochten verlaten. De landelijke en de lokale overheden beseften maar
al te goed, dat deze accommodatie uit humanitair oogpunt eigenlijk ontoelaatbaar was en
dus tijdelijk moest zijn.
In Schiedam waren geluiden te horen van mensen, die de oplossing in een heel andere
richting zochten. Zij wilden de oorzaken van de ellendige toestand analyseren en bleken
daarbij zelfs bereid de hand in eigen boezem te steken. Zo was er een ingezonden briefin
de Nieuwe Schiedamse Courant van 7 augustus 1917, waarbij schrijver begrip vroeg voor
de Polen: 'Bedenken zij, die zoo scherp oordeelen, wel, hoe hard en onbillijk zij zijn? De
Polen! Menschen, die van huis en haard, ver van familie, vrienden en kennissen een
schuilplaats gevonden hebben. Menschen, die tot werkeloosheid zijn gedoemd, die gaarne
anders zouden willen, maar niet kunnen.' Inzender kondigde gelijk de oprichting aan van
een Poolse zangvereniging, onder de naam 'Pools mannenkoor Lyra'. Die vereniging
kreeg een heus bestuur en een keurig reglement en zou twee keer per week bij elkaar
158