hun eigen land gevangen genomen door het bezettende leger.
Krijgsgevangenen waren niet rechteloos. Tijdens de Haagse Conventie van 1907 waren
hun rechten op onderdak, voeding en een humane behandeling geregeld. Maar in de
praktijk was hun behandeling sterk afhankelijk van de economische positie van het land
dat hen gevangen hield, alsmede van de ligging van het kamp en de daarmee verbonden
logistieke problemen. Verder speelde de behandeling van landgenoten door de tegenpartij
een belangrijke rol. Berucht was de behandeling over en weer van Russen en Duitsers. Die
leefden vaak in overvolle kampen, leden onder honger, koude, slechte hygiëne en
epidemieën. Daarbij waren ze ook nog overgeleverd aan de willekeur van bewakers.
Velen stierven dan ook in de kampen.
Vanaf 1915 was de voedselsituatie in Duitsland zorgwekkend, omdat de invoer als gevolg
van de geallieerde blokkades geheel stagneerde. Behalve de Duitsers zelf - van wie er
750.000 zouden sterven van de honger - waren ook de krijgsgevangenen in Duitsland
daarvan de dupe. De meesten van hen kregen gelukkig voedselpakketten toegestuurd uit
hun vaderland, maar voor de Russen was dat fysiek onmogelijk, zodat velen omkwamen
van de honger.
Ontsnapping naar Nederland
In de loop van de oorlog wisten steeds meer krijgsgevangenen uit hun kampen te
ontsnappen. Naar Nederland vluchtten vooral geallieerde krijgsgevangenen uit de Duitse
kampen, terwijl de Duitsers uit de Engelse kampen moeilijk de Noordzee konden
oversteken. Vanuit Duitsland probeerden zowel Britten, als Fransen, Belgen, Russen en
Polen het neutrale Nederland te bereiken, om vandaaruit verder te reizen naar hun
vaderland of voorlopig in Nederland te blijven. AI die krijgsgevangenen werden door
Nederland uit humanitair oogpunt toegelaten. Anders dan militairen die tijdens
gevechtshandelingen waren uitgeweken naar Nederland, hoefden ontsnapte
krijgsgevangenen volgens de internationale verdragen niet te worden geïnterneerd, maar
kregen zij de mogelijkheid om zich weer bij hun eigen leger te voegen.
Als de ontsnapte krijgsgevangenen in Nederland arriveerden, hadden ze vaak een
voettocht van honderden kilometers vol verschrikkingen achter de rug. Ze liepen 's nachts
en voedden zich met opgespaard voedsel of met bessen of paddestoelen uit de vrije natuur.
Daarbij leden veel mannen aan etterende schotwonden, opgelopen door beschietingen van
Duitse wachtposten tijdens hun ontsnapping. Eenmaal bij de grens van Nederland,
doolden ze soms nog dagenlang rond. Ze waren namelijk niet op de hoogte van de
Nederlandse neutraliteitsbepalingen, en probeerden ongemerkt het land van hun
bestemming binnen te komen. Als ze dan eindelijk in Nederland waren, was hun toestand
soms zo zorgwekkend dat voor hun leven gevreesd moest worden.
De ontvluchte krijgsgevangenen werden vooral in de Achterhoek bij Winterswijk
opgevangen en vandaar naar Rotterdam vervoerd. Later tijdens de oorlog gebeurde dat pas
nadat ze eerst in het quarantainestation van Didam of Sittard waren onderzocht, gewassen
en ontsmet.
153