Als de krijgsgevangenen eenmaal in Rotterdam aankwamen, nam hun eigen consulaat de zorg voor onderdak over. Daarbij werd vervoer naar hun vaderland zo spoedig mogelijk geregeld, zodat er een behoorlijke doorstroming was in Rotterdam. Maar in de loop van de oorlog werd transport steeds moeilijker, zodat er steeds meer ontvluchte krijgsgevangenen in de havenstad moesten worden ondergebracht (de verblijfskosten werden daarbij wel door hun eigen land vergoed). Het grootste probleem vormden de Russen en Polen, die sterk in aantal toenamen en voor wie vervoer naar hun vaderland steeds problematischer werd. Al vanaf 1915 waren Russische militaire krijgsgevangenen naar Nederland gevlucht. Velen hadden in Duitsland gewerkt in de landbouw of in de munitiefabrieken en mijnen van het Ruhrgebied. Vanuit zo'n situatie was het gemakkelijker ontsnappen dan vanuit een zwaarbewaakt kamp. Ook Russische en Poolse burgers vluchtten in grote getale naar Nederland. Zij kwamen meestal uit de door Duitsland bezette gebieden en waren gedwongen geweest om in Duitsland te werken. Ook opvarenden van door de Duitsers getorpedeerde Russische koopvaardijschepen bevonden zich onder hen. Nederlanders hadden vaak moeite om onderscheid te maken tussen Russen en Polen, vooral omdat Polen in de tijd vóór de Duitse bezetting onderdeel was van het Russische rijk. De Polen vielen in Nederland daarom gewoon onder het Russische consulaat en werden vaak aangeduid als Rus-Polen of Poolse Russen. Het overgrote deel van de Russen en Polen kwam terecht in Rotterdam en vormde daar geleidelijk een duidelijk aanwezige Oost-Europese kolonie. Verblijf van Russen en Polen in Rotterdam De Russische militaire krijgsgevangenen werden in Rotterdam opgevangen door hun consulaat. Die diplomatieke vertegenwoordiging legde de uitvoering van de zorg in handen van het Comité russe des prisonniers de guerre évadés. De mannen werden ondergebracht in grote logementen in het centrum en in Katendrecht. Het Russische consulaat betaalde f.1,40 tot f. 1.80 per dag voor hun huisvesting, terwijl de mannen zelf nog een soldij ontvingen van 25 a 50 cent per week. Voor de Russische burgerkrijgsgevangenen (waartoe dus ook de Poolse burgers werden gerekend) had het consulaat de Commission officielle a l'assistance des réfugiés russes ingesteld. De commissie mocht f. 1,50 per persoon per dag uitbetalen aan de betrokken logementhouders. Daarnaast kregen de burgers zelf nog zakgeld van 25 cent per week. De betalingen aan de logementhouders verliepen als gevolg van de Russische bureaucratie niet altijd vlot, maar de Nederlandse Bank zorgde - met goedkeuring van de Nederlandse regering als borg - steeds voor voldoende geld voor het Russische consulaat. In Rotterdam-West ontstond vanaf eind 1916 een grote concentratie Russische en Poolse burgerkrijgsgevangenen, vooral rondom de Hudsonstraat in Bospolder (langs de havensporen). Daarbij speelden zich drama's af toen de reguliere bewoners - vaak grote gezinnen met kinderen eenvoudig uit hun huizen werden gezet, zodat de eigenaren hun woningen met meer winst per kamer aan de Oost-European en konden verhuren. Al gauw 154

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 2000 | | pagina 6