Vijfde Engelse oorlog in 1795-1802. Deden echter beginnende commandeurs een slechte
vangst, dan gaven de reders hun zelden weer een kans. En het kwam voor dat een succes
vol commandeur najaren van goede vangst een slechte reis deed en aftrad, omdat hetzij de
reder hetzij hijzelf dat weselijk vond.27) Tijdens de zee-oorlogen of beter handelsoorlogen
tegen Groot-Brittannië in 1652-'54, 1665-1667, 1672-1674, 1780-1784, 1795-1802, 1803-
1813 heeft de Nederlandse regering de walvisvaart verboden, in de 17de en 18de eeuw om
de walvisschepen en opvarenden daarvan ter beschikking van de oorlogsvloot te houden.
Tijdens oorlogen met andere mogendheden, die ter zee zwakker waren, zoals Frankrijk en
Zweden, liet de regering gewoonlijk de walvisvaart toe, mits de walvisschepen uit- en
thuisvoeren onder konvooi van oorlogsschepen en de reders daarvoor betaalden.
De betrokkenheid van Schiedam bij deze oorlogsmaatregelen blijkt onder meer uit een
besluit van de vroedschap op 18 maart 1665 bij het naderen van de Tweede Engelse
oorlog. Ze verklaarde zich akkoord met het voorstel van de Admiraliteit van Amsterdam
om in de Staten-Generaal te pleiten voor het vrij toelaten van de walvisvaart uit de Repu
bliek naar de Eems, Wezer en Elbe, d.w.z. naar het neutrale gebied aan de Duitse Bocht
dichtbij Nederland. Maar ze bepleitte een daarmee gepaard verbod van uitvoer van behoef
ten der Groenlandse visserij naar dat gebied, d.w.z. van schepen, vleten en personeel
daarheen. Ze vreesde namelijk op grond van ervaringen in de voorgaande oorlog met
Groot-Brittannië (1652-1654) en Zweden (1658-1659), dat walvisreders in de Republiek
hun materieel en personeel zouden overbrengen naar de naburige neutrale havens aan de
Duitse Bocht, zoals Emden, Bremen en Hamburg, om van daaruit de walvisvaart te
bedrijven ter omzeiling van het verbod van uitvaren.28'
De deelname van individuele reders en afzonderlijke steden en dorpen aan de walvisvaart
varieerde van jaar tot jaar, afhankelijk vooral van de winstgevendheid van dat bedrijf.
Deelname was betrekkelijk gemakkelijk, vooral in de bloeitijd en de eerste jaren van
achteruitgang, wanneer voldoende kapitaal beschikbaar was. Een persoon met enig kapi
taal kon vrij gemakkelijk een schip kopen of charteren en inrichten voor de walvisvaart,
indien dat nodig was, op de ruime scheepsmarkt van de Republiek en een ervaren com
mandeur in dienst nemen. Die werfde een bemanning, welke hij bij voorkeur uit zijn
familie en dorpsgenoten samenstelde. Hij zorgde ook voor de uitrusting van het schip. Het
aanbod van bevaren zeelui en walvisvaarders was in de Republiek ruim. De reder moest
voor de aanvang van de reis de uitrusting en het handgeld der bemanning financieren, de
overige uitgaven na de reis. Hij betaalde de scheepshuur en de maandgelden en vangstgel-
den aan de bemanning na de reis.
85
27' Gerret van Sante, "Alphabetische Naam-Lyst van alle Groenlandsche en Straat Davissche commandeurs (enz.)",
uitgever J. Enschedé, Haarlem 1770, met de hand aangevuld exemplaar in Gemeente-Archief van Amsterdam.
2S' G.A. Schiedam, Resolutiên Vroedschap, 18 maart 1665, folio 38 verso.