Viel de vangst tegen, dan noodzaakten slechts weinig omstandigheden de reder om in het
volgende seizoen weer een schip uit te reden. Hij kon meestal wachten totdat de vangst
vooruitzichten beter werden of totdat de prijzen van walvistraan en -baarden waren
gestegen. Wel moest hij intussen opslagruimte vinden voor het walvisgereedschap, de
vleet genoemd.
Wat betreft de tweede helft van de 17de eeuw beschik ik over weinig gegevens inzake de
walvisvaart van Schiedam. Dit bedrijf is in het laatste kwart van deze eeuw zeer vermin
derd, De enige gepubliceerde opsomming van plaatsen, rederijen, schepen en comman
deurs uit deze jaren is gedateerd 1683. Daaruit blijkt dat Alewyn Koningh de enige
walvisreder in Schiedam was, die twee schepen uitreedde. Rotterdam, met 34 walvissche
pen, Dordrecht met 14 en zelfs het kleine Delfshaven met 3 hadden een veel groter aan
deel in de Groenlandvaart. Maar in de gehele 18de eeuw heeft Schiedam deze vaart
volgehouden met een, twee of drie rederijen en een, twee of drie schepen.
Het aantal van 241 walvisschepen stemt overeen met het aantal, dat H. Watjen noemt in
zijn twee lijsten met statistiek der Nederlandse walvisvaart in zijn artikel "Zur Geschichte
des hollandischen Walfischfangs von der zweiten Halfte des 17. bis zum Beginn des 19.
Jahrhunderts", in "Hansische Geschichtsblatter", jaargang 45, jaar 1919, p.285.
Traankokerij. Detail van een houtsnijwerk, dat zich bevond boven de schouw van de vergaderzaal
van de kamer Hoorn der Noordsche Compagnie. Nu in het Westfries Museum, Hoorn.
86