De 'Schiedam' is met 7 sloepen en 47 "eters" - een talrijke bemanning - begin april 1789
uit Schiedam vertrokken. Daar de Beerse Maas aan het verzanden was en de Hollandse
Waterweg eerst in de 19de eeuw gegraven is, moesten de schepen uit Schiedam en Rotter
dam door de Nieuwe Maas en de Noord of door de Oude Maas naar de Dordtse Kil varen
en over het Hollands Diep en Haringvliet naar Hellevoetsluis. Daar namen ze de laatste
manschappen en voorraden aan boord. De reis daarheen was omslachtig en wanneer goede
wind mankeerde moesten sloepen de walvisschepen boegseren (slepen). Door het Goereese
Gat kozen de schepen zee, de walvisschepen noordwaarts. Kwamen "roeties" (smeltende
ijsschotsen) in zicht, dan werden de walvislijnen en andere gereedschappen en mondvoor
raad in de sloepen geplaatst. Bij de nadering van het Westijs, dat was het drijfijsgebied
bewesten Spitsbergen en Jan Mayen, ging de bemanning "op zijn Groenlands schaften",
d.w.z. tweemaal in plaats van driemaal per dag eten om tijd voor het bedrijf te winnen.
De 'Schiedam' voer op 15 april uit het Goereese Gat en passeerde op 20 april de "Treg-
ter", dat was de Noordzee op ongeveer 60 graden NB, waar deze overgaat in de Atlanti
sche oceaan. Op 7 mei bereikte men het Westijs bij de Noordwesthoek van Spitsbergen.
Stuurman Thomas van Schie, die het journaal bijhield, vermeldt meermalen, dat er tien
tallen schepen in zicht waren, tot 100 toe, merendeels Britten. Het valt mij op, dat bijna
150 jaar na beëindiging van de baaivisserij, dat was de walvisvangst vanaf landstations op
Spitsbergen en Jan Mayen, nog zoveel walvisschepen dicht bij Spitsbergen jaagden. Op 24
mei vingen de mannen van de 'Schiedam' een eenhoorn en een Groenlandse walvis - de
eerste en enige op deze reis - die 17 vaten spek en kreng opleverde. Enige dagen later
begon het drijfijs te kruien en te persen en begon de ellende. Dichtbij was het schip van
commandeur Claas Janse Neij - dat was de 'Juffrouw Maria' van reder J. Kramer te
Hamburg, dat het lot van de 'Schiedam' deelde.161 De twee schepen werden in een inham
van een ijsveld gehaald om ze tegen de persing der schotsen te beschermen, maar dat
baatte niet. Het kruiende ijs perste het schip wel 5 voet "uit het vlot", d.w.z. boven de
waterspiegel en drukte de romp in elkaar, zodat deze met twee pompen niet meer leeg was
te pompen. Ook het kappen van de grote en bezaansmasten hielp niet. Zij moesten hun
schip verlaten en aan boord van de 'Juffrouw Maria' vluchten, maar die zonk enkele uren
later. De 92 schipbreukelingen kampeerden van 4 tot 8 juni in tenten op het ijs. Op de 8ste
zagen zij een schip. Zij bereikten dat met veel moeite en met roeien en over het ijs slepen
van de sloepen. Commandeur van dat schip was Jan Simonsz Walig uit Zaandam.171 Hij
nam de 47 van de 'Schiedam' en de 45 van de 'Juffrouw Maria' vriendelijk op. Hij zette
134
Commandeur Claas Janse Neij voer vele jaren voor reders van Hamburg, in 1789 voor reder J. Kramer; zijn
schip de J uffrouw Maria' ging in dat jaar verloren; hij was ongetwijfeld een succesvol commandeur; hij is in 1803
opgevolgd als commandeur van 'de Roosenboom' door R.J. Neij, familielid. Zie over hem Wanda Oesau, "Ham-
burgs Grönlandfahrt auf Walfischfang und Robbenschlag vom 17-19. Jahrhundert" uitgever J.J. Augustin,
Glückstadt-Hamburg, 1955, p.308-314.
'^Van Santé, "Naam-Lyst", p.l 18, met de hand toegevoegd Jan Simonsz Walig, reder Claas Taan(?) te Zaandam,
17 reizen voor deze reder in 1772-1793, vangsten 56'A walvis in totaal, vangst in 1789 14'/j vis, waarvan 200 vaten
spek geflenst, dus overwegend kleine walvissen gevangen.