Tijdens de oorlog vond er weer een verkiezing plaats, met een voor de kerkenraad gunsti ge uitslag. Dit heuglijke feit moest worden gevierd. De in huis aanwezige scheepsbeschuit werd met de inhoud van een fles wijn in een feestelijke stemming verorberd. De vrijzinni gen hadden immers verloren en dat was wel een traktatie waard. Werd de orthodoxie in de vorige eeuw met behulp van het kiescollege in het zadel geholpen, nu waren de rollen omgekeerd en moest de vrijzinnigheid alle heil van dit college verwachten. De naoorlogse nieuwe koers van de landelijke kerk ging niet aan de Schiedamse hervorm de gemeente voorbij. Het vijftal predikanten verdween langzamerhand en werd vervangen door jonge vooruitstrevende dominees. Hun aantal werd nog uitgebreid tot zeven. Later kwam er zelfs een jeugdpredikant bij. Het werd een middenorthodoxe gemeente. De gesprekken met de vrijzinnig-hervormden begonnen in 1944, maar nog niet op officieel niveau. Het waren groepen en individuele personen van beide kanten, die ermee begon nen. De vrijzinnig-hervormden voelden zich verbonden met de Nederlandse Hervormde Kerk, maar de geestelijke ligging van de Hervormde Gemeente te Schiedam stond hen niet aan. Zij hadden nog steeds onderdak bij de Nederlandse Protestanten Bond en kerkten ook in het kerkgebouw van de N.P.B. In het register van de hervormde gemeente stonden zij als hervormd ingeschreven. Een omstreden kwestie in de verhoudingen tot de vrijzinnigen was de jaarlijkse bijdrage van de hervormde gemeente aan de N.P.B. Op het eerste gezicht een vreemd verschijnsel, die periodieke uitkering. Deze regeling stoelt op een besluit van de kerkenraad, genomen op voorstel van de heer P. van der Vlies. Het besluit dateert uit 1926, het jaar dat de kerkelijke belasting werd ingevoerd. Die belasting gold alle hervorm den, dus ook hen die tot de vrijzinnige richting behoorden. Uit de notulen van destijds: "om daarmede een vergoeding te geven voor het werk dat de voorgangers dier afdeling (N.P.B.) onder de vrijzinnigen hier voor onze kerk doen". De jaarlijkse bijdrage was een compensatie voor de kerkelijke belasting die de vrijzinnig-hervormden jaarlijks aan de hervormde gemeente overmaakten. Door die jaarlijkse kerkelijke belasting te voldoen, verwierven ze ook stemrecht. Dat stemrecht hadden de vrijzinnigen hard nodig en wel om hun verlangen naar het kiescollege een keer vervuld te zien. Dat kiescollege was immers de enige mogelijkheid om nog wat invloed in de officiële hervormde gemeente te krijgen. Invloed op het geeste lijke doen en laten wel te verstaan. De stoffelijke belangen werden sinds 1810, vanwege het besluit van de burgerlijke overheid, door in hoofdzaak vrijzinnige kerkmeesters behartigd. Het vijftal predikanten van de jaren dertig had "de macht" in handen. Zij bepaalden in feite of er een vrijzinnige predikant zou worden beroepen of niet. En zo niet, dan lag het aan hun goedgunstigheid of zij het voor de vrijzinnigen een beetje leefbaar konden maken in de officiële gemeente. 21

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 2002 | | pagina 21