M
CO w
JENEVER EN ZUID-AFRIKA
Wim Snikkers
Toen het verversingsstation in Kaap de Goede Hoop
werd gesticht in 1652, ging men er al spoedig
dranken maken. Al zes jaar later meldde Jan van
Riebeeck in zijn dagboek, dat het eerste bier was
gebrouwen. En op 2 februari 1659 kon hij de Heren
Zeventien melden, dat van de "Caepse muscadel
ende andere witte druiven d'eerste mael wijn ge-
parst". Maar volgens de kapiteins was deze wijn
niet te drinken. Dit werd pas beter, toen Simon van
der Stel en gevluchte Hugenoten zich na 1688 zich
met wijnbouw gingen bemoeien. "Constantia" was
en is een begrip. Er worden in Zuid-Afrika veel je-
neverflessen (kelderflessen) gevonden, soms van
groot formaat (33,5 cm). Aan de behakking (tekst of
figuur op zijvlak) of aan het glaszegel zijn enige
merken te traceren. J.T. Beukers (met haan), Pollen
en Zoon (zeepaardje) en P. Hoppe. En blijkbaar was
Daniël Visser er ook actief, getuige de advertentie in
"Die Wereldburger" in 1889. Er heeft zich in Zuid-
Afrika en ook daarbuiten een bijzondere situatie
voorgedaan, namelijk het gebruik van de naam
Spengler voor jenever.
Spenglers jenever
Zuid-Afrika was nog niet zo lang in Engelse handen
overgegaan, toen Rijnbende met het Handelshuis
Spengler Co. overeenkwam aan dit huis jenever
te gaan leveren. Dit was een zwaargebeide, sterke
jenever. Vanaf omstreeks 1825 leverde men jaarlijks
grote hoeveelheden. In 1838 bijvoorbeeld 803 pijpen
(een pijp is een langwerpig houten vaatje) in zes
zendingen. Later werd het product natuurlijk meer
in kelders (kisten) verzonden. Op deze groene kel
ders stond met grote letters "Spengler" en op de 1,8
literflessen stond Rijnbende op een klein glaszegel
tje, maar dat viel niemand op. ledereen sprak van
Spengler-jenever. De merkenwet stond nog in de
kinderschoenen en toen in 1873 het bedrijf Spengler
werd opgeheven ging bijna iedere export-distillateur
de naam "Spengler" gebruiken. Ook voor buiten
Afrika, want in 1903 leverde Nolet, via een Duits
65
Kt.-
v.: