lingen als wij zijn, en toen begon zij te snikken, niet in staat verder met ons te spreken. Het lieve kind (dit is de kleindochter, zie verder) sedert 16 januari 1915 door ons ver zorgd moet met geweld van ons worden genomen en in de trein geplaatst worden. Is het waar, dat niet allen dankbaar zijn geweest voor hetgeen voor hen alhier is verricht, het meerendeel onze gasten wist dit wel te waarderen. En niet tegenstaande het inspanning kostte om onder dat huisgezin van ruim honderd mensen orde en tucht te bewaren, hebben wij ook wel gezellige tijden in hun midden meegemaakt. Laten wij de teleurstellingen vergeten en het aangename van het weldoen in onze herinnering bewaren, opdat wij allen bij ene wederontmoeting als oude en goede vrienden de hand kunnen drukken. In de hoop dat de aanleiding tot het bijhouden van dit dagboek nimmer meer door de mensheid worde meegemaakt nemen wij afscheid van dit tijdperk. Dit was de afsluiting van het "dagboek", dat de laatste jaren al lang geen dagboek meer was. Maar wij komen nog even terug op het kleinkind, Hubertina Verlinden, van de oude Mad. Beugnier, die gelijk met haar weer terugkeerde naar België. In het Inschrijvingsre gister staat over dit kleinkind dat met haar grootouders, moeder en tante naar Nederland was gevlucht nog een bijzondere mededeling. Toen op 16 januari 1915 dit kind alleen overgebleven was, daar de anderen met hunne ouders waren vertrokken, ging zij kwijnen en daar zij een zeer zwak kind was zagen wij de toekomst met ongerustheid aan. Wij hebben haar toen in het weeshuis genomen en ter stond is haar gezondheid vooruitgegaan. Bij alles paste zij zich in het weeshuisleven aan en wist ook niet beter of haar tehuis was hier. Dit bleek het sterkste bij het vertrek van haar moeder en bij aankomst alhier van haar vader. Deze eerste liet zij zonder aandoe ning vertrekken en de laatste wenste zij niet te erkennen. Bij het vertrek van hier en ons afscheid te Roosendaal ondervonden wij hoe sterk zij zich gehecht had aan hare verzor gers. Dit kind, geboren in 1909. woonde dus al sinds januari 1915 in het weeshuis en niet meer bij haar moeder en grootouders. Bij de opmerking "toen dit kind alleen overgebleven was", slaat dit misschien wel op het feit, dat er verder geen andere kinderen (en speelka meraadjes) in het toen nieuwe huis waren, want een deel van de gasten was toen pas verhuisd. Haar opa was in 1916 gestorven en haar moeder was een paar maanden voor de terugkeer van grootmoeder, tante en kleinkind naar Antwerpen ook al gestorven. En wat moet een meisje van tien met een grootmoeder van 65 en een tante met wie zij misschien wel helemaal geen band voelde? "Het lieve kind moet met geweld in de trein geplaatst worden. Hadden ze haar maar in Schiedam gelaten! Dan was ze waarschijnlijk veel gelukkiger geweest. En zo eindigt dit "Dagboek" een beetje triest. 175

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 2002 | | pagina 23