Opvang van evacués in Schiedam en Kethel Dat een zeer groot aantal mensen moest worden geëvacueerd hield niet alleen verband met het feit dat zoveel woningen onder water stonden. In grote gebieden, zoals de nog droge delen van de eilanden, was er geen gas, water, licht en geen telefoon. Vele dorpen en steden waren onbereikbaar zodat de voedselvoorziening zou stagneren. Veel kadavers van dieren dreven rond en er was geen zicht op wat er allemaal nog meer ronddreef. Met de mogelijkheid van het uitbreken van besmettelijke ziekten moest worden rekening gehou den. Hoewel Schiedam voor wat betreft de opvang van evacués in eerste aanleg in de reserve bank zat, verscheen van de burgemeester een dringende oproep gedateerd 3 februari in de kranten. Deze was gericht aan degenen die bereid waren evacués op te nemen. Zij werden verzocht zich te melden bij het bureau bevolking. Als ontvangstcentrum was het gebouw Irene aan de Nieuwe Haven beschikbaar, met als uitwijk zonodig ook een loods van de Coca-Colafabriek. Een dag later bleek al dat deze oproep niet voorbarig en overbodig was. Op 4 februari werd Schiedam namelijk toch plotseling ingeschakeld bij het onderbrengen van evacués. Deze kwamen met bussen vanuit het opvang- en doorzendcentrum in Rotterdam, de Ahoyhal. Zij werden in gebouw Irene ontvangen, ingeschreven van voedsel voorzien en er waren pastores aanwezig om bijstand te bieden. Vanuit gebouw Irene werd men daarna bij (zo mogelijk geestverwante) particulieren ondergebracht. De evacués waren onder andere afkomstig uit 's Gravendeel, Den Bommel, Bruinisse, Oude- en Nieuwe Tonge, Zierikzee, en Herkingen. Het evacueren en onderbrengen van de vluchtelingen nam een aantal dagen in beslag maar reeds op 7 februari 1953 berichtte het dagblad Trouw dat gebouw Irene vanaf die dag geen evacuatiecentrum meer behoefde te zijn. Intussen waren van daaruit negenhonderd geëva- cueerden in Schiedam ondergebracht Aangezien er ook vluchtelingen op eigen gelegen heid naar Schiedam waren gekomen om bij familie of bekenden intrek te nemen was het totale aantal groter. Naar schatting verbleven die eerste dagen nog een honderdvijftig niet geregistreerde personen in de stad. Dat de opvang vaak geen sinecure was bleek wel uit enkele interviews. In de Nieuwe Schiedamsche Courant van 10 februari vinden we het relaas van een vrouw uit Den Bommel, die onderdak gevonden had aan de Polderweg. Een moeder van twaalf kinderen. Van de oudsten, een zoon en een dochter was er nog steeds geen bericht... kwellende onzekerheid. Op een adres aan de Vlaardingerdijk trof de verslag gever een jongeman uit Oude Tonge aan... Op 31 januari was hij na een vergadering in Amsterdam overgebleven. Op zondag probeerde hij zijn huis te bereiken. Tevergeefs, hij strandde in Rotterdam. Eindelijk lukte hem dat op dinsdag. Tot zijn ontzetting trof hij daar alleen zijn totaal verkleumde moeder, een zusje en twee broertjes op een zolder aan. Zijn vader en twee andere zussen waren verdronken. Diezelfde dag brachten vrijwilligers van het Rode Kruis Schiedam het overgebleven deel van het gezin naar Dinteloord en vandaar ging het naar hotel Concordia in Breda. En Rode Kruisauto bracht hen naar het onderdak in Schiedam. Natuurlijk waren er ook spiegelbeeldige ervaringen. Een stel grootouders kwam met hun kleinkinderen uit Den Bommel via Ahoy naar Kethel. De ouders waren voor het eerst sinds zeven jaar van huis en logeerden in Strijen. Toen zij Den Bommel weer bereik ten bleek de familie daar niet meer te zijn. 17

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 2003 | | pagina 17