De werf Wilton-Fijenoord pompte de Zuid-Oosthoek van de Hoeksewaard nabij 's Gravendeel) weer
droog (bron: W. F.-nieuws 1953)
het verplaatsen van de pompboot van 's Gravendeel naar het Voomse Kanaal, reeds op
vrijdagavond 6 maart met het leegpompen worden begonnen.
Schiedam en de Deltawerken
Er waren al voor de stormvloedramp van 1 februari 1953 inzichten dat de Nederlandse
dijken niet voldoende veiligheid boden. Bij de waterstaatsorganen was men bezig met het
maken van plannen. Dat Schiedam en met deze stad een groot deel van Zuid-Holland
tijdens de stormvloed door het oog van een naald waren gekropen werd achteraf duidelijk.
Met een waterstand van enkele decimeters onder de dijkkruin was de toestand zeker precair
te noemen. Op 1 februari 1953 was er sprake van het samenvallen van een hevige noord
westerstorm en springtij. Nu was het 'laag' springtij en zou er sprake zijn geweest van
hoog springtij dan had de waterstand misschien wel een veertig centimeter hoger kunnen
uitvallen. Gelukkig deed zich die situatie niet voor... In de Rotterdammer van maandag 9
februari 1953 viel te lezen: "Gezien de omstandigheden, aldus ir Maris (ir A.G.Maris,
destijds directeur-generaal van Rijkswaterstaat SJR) mag het een grote verrassing heten, dat
de Schielandse hoge zeedijk het gehouden heeft...". Dat het gebied ook in de omstandighe
den zoals ze in die rampnacht waren een groot risico liep, bleek wel uit de situatie die
ontstond bij (dreigende) dijkdoorbraken in het gebied van de Hollandse IJssel, bij Ouder
kerk en Nieuwerkerk. Twee dagen voor de ramp was op het Ministerie van Verkeer en
Waterstaat een rapport over dijkverbetering klaar. Onmiddellijk na de ramp zijn deze
plannen uitgewerkt en uiteindelijk in het Deltaplan operationeel geworden.
20