Krachtige tot stormachtige wind tussen West en Noordwest". Geen fraai weer, maar ook
niet buitengewoon verontrustend. Vanaf vrijdagavond echter voorzagen weerkundigen van
het K.N.M.I. de storm. Maar toen waren de krantenedities voor zaterdag reeds gereeed. De
weersverwachting werd door de medewerkers van het K.N.M.I. in de loop van zaterdag via
de nieuwsberichten op de radio van twaalf en zes uur drastisch bijgesteld. Voor de nacht
van zaterdag op zondag voorzag men een door hevige storm en springtij opgestuwde
watermassa van enorme omvang in het zuidelijk deel van de Noordzee. Het werd een
rampzalig nachtelijk gebeuren. Er volgde een stormvloedramp die het noordelijk deel van
Nederland en in ernstiger mate West-Brabant, Zeeland en Zuid-Holland trof. Daarbij waren
1835(6) mensenlevens te betreuren, 72.000 mensen moesten worden geëvacueerd en
200.000 hectare land kwam blank te staan. Bijna 50.000 huizen beschadigd waarvan zo'n
8500 onherstelbaar. Tienduizenden dieren verdronken. Schiedam bleef voor een catastrofe
gespaard, maar de situatie was toch, naar achteraf bleek, kantje boord.
Dammen en dijken
In het begin van zijn boek "Beschrijving van Schiedam" leidt Dr. K. Heeringa het Schie
dam vóór 1300 bij de lezer in via een door hem beschreven wandeling. Van de Vijfsluizen
ging het richting Spieringshoek, dan verder oostwaarts naar de Oude Dijk. Vervolgens in
de richting van de rolbrug over de Schie, daarna weer zuidwaarts langs de Schie en via de
Singel richting Rotterdamse dijk. Een kaartje laat zien dat er destijds een delta-achtige
situatie bestond op de plaats waar de Schie in de rivierendelta van Maas en Waal uitmond
de. Het zuiden van het vasteland van het graafschap Holland was een kwetsbaar gebied
vanwege het van tijd tot tijd optredend natuurgeweld. Desondanks, zo blijkt uit allerlei
archeologische vondsten trokken er al vele eeuwen geleden mensen deze kant op. Zij
maakten een aanvang met de ontginning van het gebied. Bijzonder is een vondst te noemen
gedaan op het terrein van de werf Wilton-Fijenoord. Tijdens de bouw van een nieuw dok
trof men in 1952, bij boringen, op een diepte van vierendertig meter onder het maaiveld een
beenfragment van een mammoet aan. Deskundigen dateerden het fragment op meer dan
drieduizend jaar voor onze jaartelling.
Dat het Maasdal in die tijd al bewoond geweest moest zijn door mensen die leefden van
jacht en visserij is aan de hand van allerlei verschillende bodemvondsten bekend geworden.
Omstreeks het jaar duizend vestigden zich steeds meer mensen in het kustgebied. De
kustlijn van de lage landen werd tot die tijd slechts onderbroken door de uitmonding van de
grote rivieren. De gronden in de omgeving van het latere Schiedam bestonden in belangrij
ke mate uit een waterrijke en slecht toegankelijke wildernis. Een soort Biesbosachtige
situatie met veel veengrond. Er waren nog geen bedijkingen en de zee had vrij spel. Deze
schuurde bij eb de veengrond uit en zette bij vloed klei en zand af. Zodoende ontstonden
zand- en kleiruggen, plekken die zeer geschikt waren voor bewoning. De mensen ontgon
nen de wildernis en ontveenden de grond. Men groef afwateringskanaaltjes, legde kaden of
wegen aan. Via dijken gingen de bewoners zich beschermen tegen wateroverlast.
Bescherming van Kethel tegen overstromingen door aanleg van de Oude Dijk
De oudste, meest betrouwbare melding van een grote overstroming in de lage landen is die
5