Mathenesser Wielerbaan en vooral het gebruik ervan. Mogelijk lag het ook aan de overstap
van Pijnen. Toen hij zich als lid aanmeldde, vond men dat hij in het bestuur opgenomen
diende te worden, wat ook gebeurde. Gog schreef toen: "Aan Pijnen nu de beurt, te toonen,
wat hij in werkelijkheid is". Overigens werden de nieuwelingen van de R.C. "Schiedam" in
1939 kampioen van Rotterdam.8)
De Mathenesser Wielerbaan
Omdat wegwedstrijden nog steeds verboden waren was het ideaal van elke wielerclub, om
een eigen wegparcours te hebben, maar nog liever had men een eigen wielerbaan. Overi
gens besefte men niet dat de exploitatie van veel wielerbanen in het land een zorgelijke
zaak was, zeker om de baan rendabel te maken, te houden en te onderhouden. In het
winterseizoen werden wedstrijden verreden op de home-trainer in de onderscheidene
clublokalen, trainingsritten werden op de weg gehouden en op een wielerbaan kon een club
wedstrijden uitschrijven voor andere clubs, temeer daar baanrijden weer andere technieken
en tactieken vereiste. Tot vreugde van de twee wielerclubs in Schiedam nam de Gemeente
Schiedam het initiatief om in het kader van de werkverschaffing voor werklozen een
wielerbaan aan te leggen. Het werd een C-baan van 200 meter en 3.50 m. hoog in de
bochten. Men koos een terrein aan de Laanslootseweg, waar al een aantal sportvelden lag.
De Laanslootseweg kruiste de spoorlijn Rotterdam-Hoek van Holland Delft. Ten noorden
van het Station Schiedam stond een rij huizen: de Parallelweg en vlak daarbij legde men de
wielerbaan aan. De SBLO gaf de aanzet voor deze baan en dit orgaan was ook vertegen
woordigd in de Exploitatie-commissie. De clubbesturen waren er van uitgegaan dat zij
zeggenschap over de baan kregen, maar niets was minder waar. Tweede Paasdag 1939
werd de baan door wethouder Dinkelaar geopend. Voor de openingswedstrijd op 8 juli
moest geconstateerd worden dat er geen elektriciteit was om de geluidsinstallatie te laten
werken en gebruikte men maar een megafoon en een opdraaibare grammofoon. Toch werd
het opvallend stil na de eerste wedstrijden. Op woensdagavonden mocht er wel getraind
worden en publiek kon voor een dubbeltje daarnaar komen kijken. Dat leverde soms enige
duizenden toeschouwers op. De kantine van het complex werd
De persoonsgegevens van de bestuursleden van de R.C. "Schiedam" van voor de oorlog wijzen wel
in de richting van een zekere scheiding der geesten tussen "De Zwaluwen" en de R.C. "Schiedam".
Hoewel ook "Schiedam" uiteraard een Schiedamse club was, ook al kwam meer dan de helft van de
leden uit het westen van Rotterdam, dat grensde aan Schiedam en toch meer als "eigen" beschouwd
werd. Willem Springeling (Rotterdam 1905) woonde in Schiedam van 1934-1936 en vertrok naar
Antwerpen. Martinus Gerardus Heijster (1897) was metselaar; Marinus Visser (1913) de eerste
secretaris was fabrieksarbeider; Wilhelmus Soudijn Rotterdam 1894) metaalboorder en voorzitter in
1935; Duchateau (Delft 1894) was overgekomen van "De Zwaluwen" en was kennelijk acceptabel
genoeg om de derde voorzitter te worden. Uiteindelijk nam Teunis van der Ent (Pemis 1893) het
voorzitterschap op zich. Nadat hij loswerkman en dokknecht geweest was, was hij een kruideniers
zaak aan de Laan begonnen. Komelis Gog (Vlaardingen 1889) was machinist en kwam van "De
Trekvogels", evenals Lambertus Theodoras Slingerland (Rotterdam 1899), die vuurstoker was.
Petrus Johannes Scheffers (Rotterdam 1915) was de zoon van een caféhouder en zelf schilder. In
1941 woonde hij zelfs even in Schiedam.
51
8)