"Ik herinner mij zijne simultaanseance in Schiedam, waar hij in 2 uur meer dan 30
spelers versloeg, slechts één partij verloor (deze nog door een bévue)".
Begin deze eeuw bestond in Schiedam dus al een actief damleven. Bijna altijd werden deze
activiteiten uitgeoefend in schaakverenigingen, hetgeen heden ten dage niet meer is voor te
stellen.
Toen in 1900 de Damvereniging Constant een sterk bezet nationaal toernooi organiseerde was
ook een Schiedammer van de partij. Deze speler, W. de Laat, eindigde weliswaar op de
gedeelde laatste plaats, maar wist wel te winnen van de sterke dammer A. Zomerdijk uit de
Beemster, zij het dat de winst werd verkregen door een blunder van zijn tegenstander. Het is
interessant dat C.G. Vervioet, de voorzitter van Constant en later van de Nederlandse Dam-
bond, over dit toernooi schrijft aan G. Balédent, die in zijn lijfblad "La Tribune" aandacht
aan dit onderwerp schonk. In hetzelfde blad is ook het partijffagment opgenomen waar W. de
Laat (zwart) de winst wist te behalen op A. Zomerdijk.
39-33 (17-22) 28x17 (12x21) 42-37 (18-23) 33-28 (21-26) 27-22 (8-
13) 22-17 (16-21) 28-22 (21x12) 32-37 (12-18) 37-32 (26-31) 27x36
(18x27) 32x21 (23-28)21-17(28-33)38-32(33-39) 17-11 (39-44) 11-
7 (44-50) 32-27? (29-34) 30x39 (35x2)
Het was niet te achterhalen of De Laat lid van een Schiedamse vereni
ging was. Het is niet onmogelijk, dat hij lid van Constant was, echter
ook dat is niet na te gaan, omdat het archief van Constant bij het bom
bardement van Rotterdam in 1940 verloren is gegaan.
Werd in 1900 de eerste partij van een Schiedammer gepubliceerd, 19 jaar later ziet het eerste
Schiedamse damprobleem het licht. In De Damschool van maart 1919 wordt een probleem
geplaatst van H.J. Hille, toentertijd lid van Constant; hij woonde in de Sint Liduinastraat 11.
Tot ongeveer 1920 was het heel normaal, dat dammers lid waren van een vereniging, waar
voornamelijk werd geschaakt. Eigenlijk waren deze verenigingen meer sociëteiten waar
denksporten werden beoefend.
Na 1920 werden verenigingen opgericht die zich uitsluitend met één denksport bezighielden.
Dit kan de reden zijn dat de in 1923 opgerichte schaakvereniging zich noemde Eerste Schie
damse Schaakvereniging. Overigens was één van de oprichters van deze vereniging ook
dammer, t.w. M. Hakemulder.
De eerste vereniging, die zich uitsluitend bezighield met het damspel werd in 1921 opgericht
en kreeg de naam UD1, wat staat voor Uitspanning Door Inspanning. De club telde 16 leden
en had het volgende bestuur: Jac. van Katwijk Jzn, voorzitter, H.J. Hille, secretaris, J. Hagen-
doom, penningmeester, J. Penning en J. van Katwijk jr., bestuursleden. Laatstgenoemde was
in die tijd Schiedams sterkste speler. Het clublokaal was het gebouw "Liefde en Vrede" aan
de Tuinlaan 52. Omstreeks 1921 was Schiedam nog een damvereniging rijk, namelijk Schie-
damsch Damgenootschap of Schiedamsche Damclub. Het speellokaal van dit gezelschap was
55