In liel Groot en Klein. FRAMBOZEN-LIMONADE cn BESSENSAP. Opleiding en ontwikkeling De opleiding tot apotheker verliep volgens het bekende gilde-systeem: van leerling tot uiteindelijk meester in het vak. Apothekers hadden wegens hun geringe aantal dikwijls geen eigen gilde, maar waren ondergebracht bij de kramers of chirurgijnen. Vooral de Leidse Universiteit (uit 1575) was een bolwerk van uitwisseling tussen genees kunde, natuurwetenschappen, kruidkunde en scheikunde. Herman Boerhaave (1668 - 1738) was een groot man op deze gebieden. Veel geneeskrachtige preparaten, in Leiden ontwik keld, vonden hun weg naar de apothekers-voorschiftenboeken. De eerste Amsterdamse farmacopee (voorschriftenboek) was een initiatief van de bekende anatoom Nicolaas Tulp. Deze kennen wij uit de anatomische les van Rembrandt. Schiedam in de 19e eeuw Bij een nieuwe wet op de geneeskunde in 1818 werd een meldingsplicht voor geneeskunst beoefenaren van kracht, maar toen gold hier al enige jaren Franse wetgeving. In 1818 kreeg het vak drogist de status van medisch deelberoep. Maar al van voor de verplichte registratie zijn enige namen van Schiedamse apothekers bekend In het Oud-Rechtelijk Archief komt een zekere Adriaen Oloffsz voor op 24 augustus 1596. Maar al op 2 juli 1593 wordt in de resoluties van de vroedschap Pieter Mateusz Schilders genoemd. Uit een gildenboek blijkt dat Pieterz Emmanuel Spinola, die op 25 september 1618 is begraven, vanaf 1608 zijn verplichte gildebijdrage heeft betaald. In 1631 wordt Pieter Maarlant (overleden 1635) genoemd, die echter later naar Rotterdam is getrokken. Toen in 1795 de gilden werden opgeheven werd het voor de gewone burger niet meer mogelijk om zich tegen de onkosten door ziekte in te dekken, zoals dit tot dan toe per beroepsgroep collectief werd geregeld. Er werden al snel pogingen gedaan om in de ontsta ne leemte te voorzien en het eerste levensvatbare fonds "Nut en Voorzorg" werd in 1819 door J.H.F. van der Schalk (1782 - 1837) opgericht. Deze had van 1805 tot 1837 een apotheek. Het fonds heeft tot 1931 bestaan. In het bestuur van de fondsen zaten artsen en apothekers en deze waren voor hun inkomen mede afhan kelijk van de fondsen. Meestal had men een eigen (verplichte) fondsarts en apotheker. t lint UiuLflo gcliero men ten sp •i'/HjsU- do l)c- slelliiigen op tn ^cvcii. .Sou i'D.MiF, K. NliJtAN, 'II dunij IdGS Apoth. "Apotheek vestiging in Nederland" door D.A Wittop Koning en A.l. Bierman in Pharmaceutisch weekblad, jaargang 129 Nr. 11 1994 78

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 2003 | | pagina 6