Graven in het bijgebouw, dat achter tegen de branderij stond en dat we toch zouden (laten) slopen, was misschien een beter idee. Uit welke tijd deze aanbouw stamt heb ik niet kunnen achterhalen, wel weet ik dat de verdieping erop in 1922 is gerealiseerd. Ik begon met het weghakken van de (stamp-)betonnen vloer die de helft van het vloerop pervlak van de aanbouw besloeg. De andere helft was bestraat met ijsselklinkers die naar mijn idee minstens uit de tijd van de bouw van de branderij (1797) stammen. Het weghakken van de betonnen vloer met een vuisthamer deed mij veel genoegen (prima remedie tegen kantoorstress) maar helaas deelden de buren (een toneelvereniging) dit genoegen niet, naar ik later vernomen heb. In eerste instantie vond ik veel puin en mijn vraag wat er dan was afgebroken is helaas onbeantwoord gebleven. Er lagen oude en vrij nieuwe stenen, maar na het wegwerken van puin en veel zand stuitte ik uiteindelijk op diverse poeren langs de muren en in het midden van de vloer. De poeren bestonden uit een plavuis en hierop gestapeld 2 x 2 bakstenen. Poeren, bedoeld als fundering voor houten balkjes, waarop weer een houten vloer gelegen moet hebben. Na de poeren uitgegraven te hebben kwam ik op een zandplaat en hieronder lag weer de kleilaag die dit hele gebied bedekt. In de kleilaag (zwaar werk!) werden veel scherven en diverse pijpenkopjes en -steeltjes gevonden. Ik vond het geweldig en was verrukt van ieder stukje vaatwerk dat de grondprijs gaf. Zelfs toen ik hoorde dat er in de Schiedamse grond tientallen pijpenkopjes gevonden worden werd mijn enthousiasme niet minder. Aan de binnenzijde van de zijmuur in de aanbouw vond ik in de grond een bouwkundige goot, ca. 20 cm. breed, opgebouwd uit een houten vloertje (praktisch vergaan), weerszijde een gemetselde muurtje van 4 lagen ijsselsteen en afgedekt met 4 cm. dikke rode plavuizen van 40x40 cm. Gezien de plaats waar de goot werd gevonden zal dit de hemelwaterafvoer van de branderij zijn geweest. Waterput Onder de fundering van een afgebroken muur vond ik een gemetselde cirkel in de grond: naar later bleek een waterput waarvan de bovenkant was afgebroken om de fundering voor de muur te maken. Eerst moest de fundering van de muur worden weggehakt. Deze was gemetseld met trasmortel. Ik wist niet wat dat betekende, maar nu wel. Voor de leken onder de lezers: dat betekent zo hard hakken dat de ijzeren vuist van de houten steel vliegt, je twee dagen spierpijn hebt en slechts tien stenen verder bent. Maar hulp kwam opdagen in de vorm van de familie Thijssen. Zij zijn behept met dezelfde gekte voor oude panden en brachten fysieke en mentale steun en praktische kennis mee. Met enthousiasme begonnen zoon en dochter, Sjoerd en Maaike, de put te ontgraven, welke tot aan de rand toe gevuld was met klei (3 meter diep). Met een pomp werd het constant binnenstromende grondwater wegge pompt. Er werd een stellage bedacht zodat de emmers in de put gevuld konden worden waarna ze er met behulp van een katrol konden worden uitgehesen. De klei werd in de branderij gegooid die er dan ook na verloop van tijd als een moeras ging uitzien. Aanvankelijk was er nog een bovenlijf te zien van de ontgravers die om beurten in de put afdaalden, maar toen ik alleen nog een plukje haar zag en later helemaal niets meer, voelde ik mij wel wat onge makkelijk. In de put kon nu alleen nog afgedaald worden via een Tarzan-achtig touw aan de katrol. Zou de put het niet begeven door al die klei eruit te halen? Mijn zorgen werden niet gedeeld door Sjoerd en Maaike, die vrolijk verder groeven. Met spanning en ongeduld wachtten wij de ontknoping af. 135

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 2003 | | pagina 27