de interieurbouwer H.E. Brouwer aan de Nieuwe Haven en snoepfabrikant Arba aan de
Rozenburgsestraat.
Kunsteiwitfabriek Lenderink Co. wordt eerst overgenomen door Naarden International en
later doorverkocht aan Unilever, die het bedrijf, dat inmiddels Quest is gaan heten, naar
Dordrecht overbrengt. In de vrijkomende panden vestigen zich een decorbouwer, een
muziekstudio en een architectenbureau en in de resterende gedeelten worden appartementen
gebouwd. Bingham (Nieuwe Haven, doorlopend naar de Warande) wordt opgesplitst in twee
divisies: De vlaggenfabriek wordt verkocht aan Faber Vlaggen, terwijl de dekzeilafdeling
zelfstandig doorgaat op de Buitenhavenweg. De unieke panden uit 1814 met enorme houten
overspanningen worden aanvankelijk gekocht door de onroerendgoedmagnaat David Hart
die het complex afbreekt en de vrijkomende grond voor woningbouw doorverkoopt aan de
HBG (Hollandse Beton Groep). Houthandel van de Wetering (later Stiho) verhuist van de
Nieuwe Maasstraat (de Houthaven) naar het industrieterrein Vijfsluizen, evenals autobe
drijf Vink Co.
Als een van de laatste originele Schiedamse jeneverstokers heeft distilleerderij Nolet (1691)
zich succesvol weten te handhaven aan de Hoofdstraat waar in het begin van de eenen
twintigste eeuw zelfs een spectaculaire uitbreiding plaatsvindt met als hoogtepunt de bouw
van de hoogste windmolen ter wereld.
In gebouw Liverpool op de hoek van de Westerkade en Nieuwe Haven (pal naast de teerde-
rij van de Breeuwwerkfabriek) is Wijnhandel Blok gevestigd, ooit de eerste en enige
Nederlandse importeur van Spawater. De eigenaar, de heer de Wit, verkoopt het pand rond
1986 aan Geelen Bouwprojecten B.V. Op zich is daar niets mis mee. Wat wel ernstig is, is
het gegeven dat de nieuwe eigenaar niet in de gaten heeft dat hij niets met het pand aankan
voor het doel waarvoor hij het eigenlijk aankocht, namelijk woningbouw. In de milieuver
gunning van buurman Breeuwwerk staat: dat de gewenste afstand tussen dit bedrijf en
woningen ten aanzien van het aspect geluid ten minste 100 meter en ten aanzien van het
aspect geur ten minste 50 meter bedraagt".
Het duurt nog tien jaar voordat Geelen het aandurft om in 1996 een sloopvergunning voor
Liverpool aan te vragen. Ondertussen heeft Geelen verschillende malen een bod uitgebracht
op het Breeuwwerkcomplex, maar de geboden bedragen kwamen bij lange na niet in de
buurt van datgene wat nodig was om het bedrijf te verplaatsen. Eind 1996 wordt Liverpool
daadwerkelijk gesloopt en verkoopt Geelen het bouwperceel aan de volgende projectont
wikkelaar: Janssen de Jong die onmiddellijk een bouwvergunning voor appartementen aan
vraagt, waar Breeuwwerk gelijktijdig bezwaar tegen maakt. Het bezwaar wordt weliswaar
door de gemeente afgewezen, maar op 4 juli 1997 heeft er een gesprek plaats tussen Maarten
Bijl en twee vertegenwoordigers van B&W van Schiedam die Bijl meedelen dat het college
Breeuwwerk als één van de belangrijkste probleemgevers van de Schiedamse binnenstad
beschouwt. Om tot een oplossing te komen stelt het college twee verschillende trajecten
voor: 1. inpassing van de fabriek in de nieuwe plannen (waarvoor de kosten voor rekening
van de gemeente komen) of 2. verplaatsing naar een nieuwe locatie. (Voor wiens rekening
blijft dan in het midden). B&W geven de voorkeur aan de laatste optie. Maarten Bijl aan de
eerste.
Gelijk met het verlenen van de bouwvergunning voor "Liverpool", leggen B&W via
163