Schiedam en de zee
Eind 16e eeuw is Schiedam een flinke havenplaats. De zeevloot van Schiedam omvat in
1597 zeventig haringschepen en dertig koopvaardijschepen. Dat weten we uit de stukken
van de vroedschap die in dat jaar vergadert over enkele op de Statenvergadering in te bren
gen zaken. Uit hetgeen ter tafel komt blijkt niet alleen de omvang van de vloot maar voorts
dat de nering van de stad geheel is gebaseerd op datgene wat met scheepvaart te maken
heeft. In die tijd - we zitten dan nog midden in de tachtigjarige oorlog - is de zeevaart vaak
een riskante bezigheid vanwege de oorlogsvoeringen of door het optreden van kapers.
Daarom worden de schepen op zee beschermd door de 'schepen van oorloge' van de admi
raliteit. En die schepen moeten uiteraard van tijd tot tijd worden bevoorraad. De vroedschap
besluit dat de afgevaardigden in de Statenvergadering moeten aandringen om het uitrusten
van deze marineschepen in Schiedam te doen plaatsvinden. De stad zal worden aanbevolen
als veel geschikter en voordeliger dan Rotterdam.
De drukte in de havens doet de vroedschap in 1613 besluiten een nieuwe haven te doen
graven. Maar niet alleen de havencapaciteit is te klein, ook de waterverversing moet wor
den verbeterd. Grote aantallen schepen dus in de Schiedamse havens en daar gebeurt dan
ook heel veel. Een fascinerende omgeving. Het lossen van goederen uit andere landen en het
horen spreken van vreemde talen.Zeker voor opgroeiende knapen zoals schooljongen Jan
van Riebeeck er een is. Toen hij drie was kwam hij in Schiedam wonen omdat zijn vader
chirurgijn werd van een detachement Engelsen dat hier was gelegerd. De havens waren niet
ver van zijn ouderlijk huis aan de Lange Kerkstraat en hij zal als opgroeiende jongen vast
en zeker geboeid hebben gekeken naar de bedrijvigheid op en rond alle schepen. Volgens de
'Hollandische Mercurius' uit 1652 zou in die tijd ook - en dat moet dan ergens tussen 1625
en 1643 zijn geweest 1 - de befaamde admiraal Robert Blake een jaar of vijf zes in Schiedam
hebben gewoond. Inderdaad, dezelfde Blake die in 1652 geducht tegenstander is van Tromp
en de Ruyter! Maar in zijn jongere jaren was hij koopman. De genoemde zeestrijd vindt een
stuk later plaats, na de start van zijn loopbaan als politicus en marineman. In de zeestrijd
tussen Tromp en Blake vochten ook Schiedammers mee. Willem Brouwer schreef daar over:
Komelis Adriaanszoon Kruik, moedige kapitein van de Struisvogel. Deed wonderen van
dapperheid in den driedaagse zeestrijd (1653) tusschen Tromp en Blake. Overvallen door
een overmacht van Engelsche schepen, dacht Kruik volstrekt niet aan overgeven, en toen
Tromp eindelijk gelegenheid vond, hem te hulp te komen, vond hij Kruik met zeven en der
tig Schiedamsche matrozen als lijken op het dek. Het ontredderde schip verdween in zee.
Terug naar Jan van Riebeeck. Hij zal tijdens zijn omzwervingen langs de kaden gehoord
hebben over het schip 'Schiedam' van de Verenigde Oost Indische Compagnie dat in 1620
in Delft van stapel was gelopen en reizen naar het verre Indië maakte. Varen over wijde
oceanen met hun schuimende golven en heldere luchten. De trek naar zee slaat over op het
gezin van Riebeeck. In 1635 wordt vader Anthony scheepschirurgijn in dienst van de
Noordsche Compagnie. Er volgen zeereizen naar Spitsbergen, Groenland. Daarna naar
West-Indië en op deze reizen wordt hij vergezeld door zoon Jan als leerling chirurgijn. Het
werk gaat hem goed af en Jan wordt in 1639 'onderchirurgijn' op het schip 'Het Hof van
Holland' van de V.O.C. In 1649 is hij terug in Schiedam om er in de Grote- of St. Janskerk
te trouwen met Maria de la Quellerie. Driejaar later vestigt hij in opdracht van de V.O.C.op
Kaap de Goede Hoop het bekende 'verversingsstation'.
45