In 1860 telde men 2200 ossen in de stallen, die evenals in Nederland, drie maal per jaar ver vangen werden. De mest werd gebruikt voor nieuwe landbouwontginningen, waarop dan weer graan kon groeien en zo is de cirkel weer rond. Heel lang hebben de Belgen de illusie gehad buiten de runderpestepidemie te kunnen blijven. Maar dit was niet het geval. In 1867 werden bij de Hasseltse stokers 1330 ossen afgemaakt; hiervoor werd een schadevergoeding ontvangen. Omstreeks 1850 werd er in Hasselt geëxperimenteerd met een methode om runderpest te voorkomen door dr. Louis Willems (1822-1907). Hij was de zoon van Pierre-Jean Willems, distillateur, maar ook van 1836 tot 1843 burgemeester van Hasselt. De zoon, opgegroeid in jeneverkringen, wist wat voor rampzalige gevolgen runderpest had. Na een studie geneeskunde in Leuven en vervolgens natuurwetenschappen en veeartsenijkunde te Parijs, kreeg hij een assistentschap aan de universiteit van Leuven. Na een studiereis, naar onder andere Utrecht en steden waar in het verleden runderpest was begonnen, begon hij zijn onderzoekingen. In de stallen van het bedrijf van zijn vader experimenteerde hij met de ossen, waarbij ook wel eens dieren stierven. Maar gaandeweg door onderzoek aan zieke en gezonde dieren, kwam hij tot een methode van preventieve inenting. Het is dan 1852. Helaas wilde men in zijn eigen land daar niet aan. Merkwaardigerwijze wel in Nederland, die zijn methode zelfs officieel voorschreef. Maar of de methode toch niet zo effectief was of dat men deze niet toepaste, in Nederland brak in 1865 toch de grote epidemie uit. Nog een Belgische methode Er zijn meer Belgen geweest die een rol speelden bij de bestrijding van de runderpest. Lees maar eens de ingezonden brief in de Nieuwe Rotterdamsche Courant van een zekere V.M. Schiedam, 24 september 1865 "In het algemeen belang moet ik mededeelen, dat de heer Heckmeijer, voorzitter van de commissie tegen de runderpest alhier, verrassend gunstige resultaten bij deze ziekte heeft verkregen, door de inwendige aanwending van creosoot, gepaard met eene zorgvuldige oppassing en verzorging. Evenzoo worden door hem op andere stallen nog andere geneesmiddelen bijv. chloorwater en zeezoutzuur, evenzoo met gunstig gevolg toegediend. Eenige veehouders maken van een en ander zelfs als voorbehoedmiddel gebruik. Alhier zijn uit België aangekomen een apotheker, de heer Seutin en Godi, gewezen profes sor aan de veeartsenijschool te Brussel; zij zeggen een geheim geneesmiddel te bezitten, waardoor al de aan runderpest lijdende dieren herstellen. Twee jaren geleden zijn zij, bij wijze van inspiratie, ieder afzonderlijk, met dat geheim bekend geworden, dat zij tot aller welzijn willen aanwenden. Lukt het, dan willen zij het geheim aan het rijk verkoopen. Ofschoon die heeren voor zij hier aankwamen, de ziekte blijkbaar nimmer hadden gezien, zijn zij echter druk aan het behandelen van ziekten V.M. Tot zover de brief. Wie zou toch die V.M. zijn geweest? En wat was zijn relatie met beide Belgen. Inderdaad behandelden, volgens de krant, beide heren bijna al het besmette vee. De naam Godi werd in de krant ook als Gaudy geschreven. En wat staat er in het verslag van de gemeente Oud- en Nieuw Mathenesse 1865, waarin alles zo summier mogelijk 92

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 2004 | | pagina 12