In 1339 werd dit Huis te Riviere en het bijbehorende Ambacht door Graaf Willem IV erfe
lijk in leen gegeven aan ridder Diederik van Mathenesse. Vandaar dat de naam kasteel van
Mathenesse bekend is geworden. Het kasteel werd in 1351 door Delftenaren beschadigd tij
dens Hoekse en Kabeljouwse twisten. Maar het einde kwam. Na 1574 is het vervallen, toen
er branden ontstonden, terwijl er Spaanse soldaten verbleven. Tot 1688 zijn er ambachts
heren (en een dame) van Mathenesse geweest; in dat jaar kon Schiedam de heerlijkheid
kopen. In 1795 werd het onder een nieuw staatsbestel zelfstandig. Van 1813 tot 1867 was
het een zelfstandige gemeente, waarna het bij Schiedam is gevoegd. Echter, een groot deel
van de voormalige gemeente Oud- en Nieuw Mathenesse is later naar Rotterdam overge
gaan. De gemeente Spaland bestond uit niet aaneengesloten percelen grond ten westen van
Kethel en werd in 1811 bij Kethel gevoegd. De gemeente Kethel en Spaland werd in 1941
aan Schiedam en gedeeltelijk aan Rotterdam toegevoegd. Het stuk oostelijk van de spoor
baan tot ongeveer de Poldervaart plus de Oost Abtspolder (die in 1867 nog grotendeels uit
plassen bestond) ging naar Rotterdam. De oude Kethelse grens lag van de Bonte paal tot aan
de Schie. Op de kaart is de spoorlijn naar Den Haag ingetekend.
De kaart van blz. 99 komt uit "Memorandum over de stedebouwkundige ontwikkeling van
Schiedam" (Schiedam, 1949). Deze toont de gemeentegrenzen van de laatste anderhalve
eeuw. De "grens tot 1868" (stippellijn) is bij de Buitenhavenweg foutief aangegeven, want
het huidige VVV-kantoor en de oudste glasfabriek waren nog op gebied van Mathenesse.
De kaart van 1949 geeft ook aan dat de laatste halve eeuw de "stad" enorm is uitgebreid; de
huidige bebouwing is tot voorbij de oude kern van Kethel
100