Op 24 oktober 1934 presenteerde zich het nieuwe Vendel, ook weer in gebouw Eendracht. Het Vendel kreeg die dag haar eerste Commissie van Toezicht welke geïnstalleerd werd door N. Scheurkogel en bestond uit Mej. S. Voogd en de D. Korvinus. Later werd deze commissie omgedoopt tot Raad van Advies. Leden van deze raad waren o.a. de Gereformeerde Predikanten J. J. van Wageningen, G. Brinkman en J. Couvée, de N.H. Predikant J. G. Jansen, alsmede de heren C. Dubbeld en N. Scheurkogel. Het ledental was inmiddels opgelopen tot 150 gardisten. Om lid te worden van het Vendel moest men 12 jaar of ouder zijn. Het Bestuur was als volgt samengesteld: Voorzitter Fr. van der Touw, Gardecommandant (Hopman): J. van der Plas, Secretaris: E. Konstence, Penningmeester: Mej. M. van Noortwijk, Secundus: Mej. C. Kempers, Commissaris van Materiaal: D. Gonlag. Vendelcommandanten (leider over 24 leden) de dames M. Scheurkogel en B. Bos en de heren C. Otterlo en D. Gonlag. Groepscommandanten (leider over 8 leden) de dames M. van Noortwijk, B. Veth, H. Geurtsen en M. Krommenhoek en de heren C. van Oers en P. Noordermeer. Clublokalen. In het eerste jaar van het bestaan kon het Vendel gebruik maken van het gymnastieklokaal van de openbare school aan de Dwarsstraat. Voor gymnastiek en marsoefeningen was deze locatie best geschikt, maar niet voor het clubwerk dat bij de Oranje Garde immers een belan grijke plaats in nam. Men verhuisde daarom van de Dwarsstraat naar de molen De Drie Koombloemen aan de Vellevest. De molen werd in de crisisjaren niet gebruikt en was daarom te huur. In deze behuizing zat volop romantiek, maar het had ook zijn bezwaren. Van de molen waren vier verdiepingen gehuurd, welke via hoge, smalle molenladders bereikbaar waren. Om de molen tot jeugdhonk om te bouwen moest heel wat werk worden verzet. Om te beginnen moest de molen inwendig geheel schoongemaakt worden. De wanden werden wit geverfd, de trappen beveiligd en de verlichting aangepast. Op een van verdiepingen werd een gezellig groeps- onderkomen ingericht. Op de vierde verdieping kwam een gymnastiekzaal, de tweede verdieping werd gereserveerd als oefenlokaal voor de drumband terwijl de eerste verdieping als opslagplaats dienst deed. Vanuit de molen had men een prachtig uitzicht over de stad, maar de lange en veel te smalle, trappen zorgden er voor dat toch naar een andere behuizing werd uitgezien. Die werd gevon den in een oud herenhuis gelegen aan de Westvest 34, eigendom van en gelegen naast het gebouw van de Amsterdamsche Bank. De Gardisten hebben het vrij grote huis zoveel mogelijk zelf ingericht en geschikt gemaakt voor het doel waarvoor het gehuurd was, n.l. een eigen huis voor het Vendel. De inrichting: Wanneer men het gebouw aan de voorzijde binnenkwam had men aan de link erzijde van een brede gang de bestuurskamer, die keurig was ingericht. Aan de rechterkant van de hal was een grote kamer waar de drukst bezette groepen hun onderkomen hadden. Aan het eind van de gang, lag de aan achterzijde van het gebouw een grote keuken, waarin een kolenfomuis domineerde. Achter het huis, op een betegelde plaats, was voldoende ruimte om fietsen te plaatsen. 129

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 2004 | | pagina 13