ENKELE RECHTERLIJKE UITSPRAKEN NA DE
RELLEN VAN 1854
Wim Snikkers en Frans Etman
De rellen van september 1854, waarover u in dit nummer kan lezen, hadden voor enkele
gearresteerde relschoppers nog gevolgen. Zij zijn later door de Arrondissements-Regtbank
te Rotterdam veroordeeld tot soms pittige straffen. Van enkele uitspraken volgt nu een korte
samenvatting.
Leendert Heij, molenaarsknecht, 22 jaar. Tijdens de volksoploop op 5 septemberavond voor
het huis van Johannes van Dijk, Nieuwstraat kreeg Heij de opdracht zich koest te houden,
maar hij deed dit niet. Toen een agent hem wilde arresteren, verzette hij zich. De eis was: 3
maanden. Uitspraak: 6 dagen en vrijspraak voor de beschuldiging dat hij een agent getrapt
zou hebben. (Vonnis van 28 september 1854)
Op 9 december 1854 kwam de uitspraak over drie mensen, die werden verdacht een ruit bij
bakker Meyster, Hoogstraat te hebben ingegooid op 5 september 1854 (rolnummer 7236).
De dames Hendrica Groenhorst (54 jaar, werkster) en Catharina Scholten (41 jaar,
huisvrouw, echtgenote van Wilhelmus van Balkom) gingen vrijuit, omdat niet bewezen kon
worden dat zij aan dit feit hadden deelgenomen.
Jan Post (15 jaar, turfronddrager) kreeg echter 2 maanden plus een boete van fl. 25. De eis
was 5 maanden en boete fl. 100.
Op dezelfde dag werd ook Jan Nauman (20 jaar, poeliersknecht) gevonnist: 3 maanden
fl. 25. Geeist: 6 maanden fl. 100. Nauman had getracht L. Heij bij dienst arrestatie te
ontzetten door hem vast te houden (zie aldaar).
Nog een uitspraak van 9 december 1854. Teunis Lamping (24 jaar, brandersknecht) kreeg 3
maanden fl. 25 boete, terwijl 6 maanden fl. 100 geëist was. Op de avond van de 8e sep
tember had hij gescholden en hinderlijk naast de infanterie gelopen. In het vonnis wordt de
verdachte ook letterlijk geciteerd: "Kom laat ik op je bajonet zitten, dan kan ik in je loop
schijten."
De "hoofdverdachte"
En hoe is het met de man afgelopen, die de oorzaak was van het "koningsdrama"?
Pas na anderhalve eeuw werd duidelijk, dat Koning Willem III harde maatregelen eiste,
omdat een paard van zijn geliefde leger was doodgestoken. Maar de ministers verhinderden
dit.
Wij volgen de "correctionele teregtzitting" van de Arrondissements-regtbank te Rotterdam.
Datum 30 december 154, rolnummer 7255. (Op 14 november 1854 had het Provinciaal
Geregtshof in Zuid Holland naar de Rechtbank Rotterdam verwezen).
De verdachte is Reinier C. Meijer, 32 jaar brandersknecht. Zijn advokaat is mr. Van der
Loeff. De aanklacht is dat in de avond van de achtsten september 1854 in de Kethelstraat
"het paard opzettelijk en met moedwil is gedood". De eis is twee jaar en een geldboete van
fl. 100.
22