roddelcircuit zijn werk. Daar viel niets op aan te merken. Melkboer Van Dijk was dagenlang het doelwit van spot en hoon. Hij werd voortdurend lastiggevallen en er werden spotliederen op hem gezongen. De schare werd met de dag groter. Het gebeuren zorgde immers voor sen satie, die de dagelijkse sleur doorbrak. Aanvankelijk bestond de groep die het op Van Dijk had gemunt nog hoofdzakelijk uit opgeschoten jongelui, maar na enkele dagen sloten ook steeds meer volwassenen zich bij hen aan. Hierdoor voelde Van Dijk zich meer en meer bedreigd. Op dinsdagavond 5 sep tember riep hij eindelijk de hulp van de politie in. Deze had het rumoer al die tijd ooglui kend toegestaan en niet ingegrepen. Ditmaal greep zij in. De agenten dreven de menigte uiteen en pakten twee jongens op, die zij voor de aanstichters hielden. Deze ingreep ontlokte een felle reactie bij het publiek. Dat was niet verwonderlijk, het had immers alle dagen vrij spel gehad en werd dus min of meer verrast door het politieoptreden. De volkswoede keerde zich nu tegen de agenten en er werd geprobeerd de arrestanten te ontzetten. Ook dat was niet vreemd, want zoals de Nieuwe Rotterdamsche Courant (NRC) schreef ging het er bij dergelijke gelegenheden vrijwel altijd zo aan toe. Zodra de politie zich in een geschil mengde, keerde het publiek zich en masse tegen de gezagsdragers. Deze bevrijdingspoging ontaardde in een fikse worsteling met de agenten die met de sabel op de menigte insloegen. Eén van de agenten werd flink toegetakeld en moest zich onder doktersbehandeling stellen. Het publiek slaagde erin de beide arrestanten aan de politie te ontrukken. Pas daarna keerde de rust terug.2 De inzet van het leger: de situatie op 7 en 8 september Woensdag 6 september ging nog in betrekkelijke rust voorbij. Maar de sfeer was broeierig. Op donderdag 7 september laaide de onrust weer op. Ditmaal werd zij gevoed door de geruchten over de gestegen broodprijzen. Tegen de avond riep een grote groep mensen, verzameld voor de bakkerswinkel van De Lange, luidkeels om prijsverlagingen. Burge meester L. Knappert deed nog een vergeefse poging om zijn gezag als magistraat te doen gelden. In het bijzijn van de commandant van de schutterij, kapitein Kerdel, en de commis saris van politie sommeerde Knappert de mensen naar huis te gaan. Zijn waarschuwende woorden maakten geen enkele indruk. Schreeuwend en scheldend trok de menigte verder naar bakker Kroes. Daar sneuvelden de eerste ruiten. Ook bij andere bakkers richtte de menigte vernielingen aan. Slechts één bakker werd ontzien omdat zijn vrouw in het kraambed lag. De politie greep in en arresteerde opnieuw twee jonge relschoppers. Evenals twee avonden eerder reageerde de menigte furieus. Een van de jongens werd ontzet. De ander werd door de politieagenten haastig naar het stadhuis gebracht. Het publiek eiste zijn vrijlating. Het stroomde samen voor het stadhuis en nam een dreigende houding aan. Uitein delijk werd de jongen losgelaten, wat met gejuich werd begroet.3 In de morgen van vrijdag 8 september kwam de gemeenteraad in alle vroegte bijeen om de gebeurtenissen van de afgelopen avond te bespreken. Knappert sprak over zijn stad als een toneel van wanordelijkheden, waarbij het wettig gezag was miskend en uitgejouwd. Hij verwachtte die avond nieuwe ongeregeldheden bij de woningen van bakkers, grutters en aardappelkopers. In de wetenschap dat zijn kleine politiemacht nu al twee avonden achtereen in het nauw was gedreven en het verzet niet had kunnen bedwingen besloot hij tot de inzet van zwaardere middelen. 2. NRC, 10 september 1854. 3. C. van Es, "Van kaaskeren en oproer, Schiedam 1854", in Schiedamse Gemeenschap, 1970, 110-113. 5

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 2005 | | pagina 5