het eind van 1893 in een alkoof beneden in het gebouw. De beide andere keren in de loop
van 1894 op zolder boven de ongebruikte meisjes-ziekenzaal. Krins had Keetje zelfs de
sleutel van die zolder gegeven.
Er werd wegens ontucht een gevangenisstraf van 2 jaar geëist, met ontzetting uit het beroep
van Weesvader voor de tijd van 5 jaar. Krins kreeg uiteindelijk een straf van 1 jaar gevan
genis. Deze zat hij uit in Rotterdam van 31 oktober 1894 tot 31 oktober 1895. Wat er daar
na met hem en zijn vrouw is gebeurd, is onbekend. Het lijkt ondenkbaar dat zij nog een
functie als Weesouders waar dan ook in het land hebben vervuld.
Levensloop weesmeisje
Verbannen
Op 9 oktober 1894 krijgt Keetje Woensdregt in de Bestuursvergadering van het Weeshuis te
horen dat zij "om haar onzedelijk gedrag" zal worden overgeplaatst naar het gesticht
"Veldzicht" te Apeldoorn. Er werd haar nog gewezen op "het hoogst lakenswaardige van
harer handelingen" en daarna zei zij dat zij berouw had en beloofde zij beterschap.
In het verbetergesticht te Apeldoorn verbleven begin 1895 behalve Keetje nog 18 andere
meisjes. In een brieije aan het Weeshuis schrijft zij dat zij het er naar haar zin heeft. De
vraag is echter of dit wel haar eigen woorden zijn geweest. Na een verblijf van ongeveer
2 jaar krijgt zij op 7 oktober 1896 van het Weeshuis toestemming om als dienstbode te gaan
werken voor mevrouw Maria Petronella Hengeveld-Knappert (33 jaar oud) te Zutphen. Zij
was een dochter van een der Regentessen van het Weeshuis.
Verloving?
Weer ongeveer 2 jaar later, in september 1898 - Keetje is dan 22 jaar oud - komt er bij het
Bestuur van het Weeshuis een verzoek binnen van Abraham Antonie Leuverman (30) uit
Zutphen om zich met haar te mogen verloven. De werkgever van de man, de heer G. L.
Stokvis te Zutphen wordt om nadere informatie gevraagd. Het gaat om een handelaar in bin
nen- en buitenlands gedistilleerd, met een hoofdagentschap voor de stoombrouwerij 't Haan
tje te Amsterdam. Deze bericht dat Leuverman 2,5 jaar bij hem in dienst is en een vaste
betrekking heeft. Gedurende de zomer verdient hij 5,50 per week en tijdens de winter
5,00. Opslag zit er voorlopig niet in. Op zijn gedrag valt echter niets aan te merken. Ook
van drankmisbruik is geen sprake.
Op grond van deze informatie wordt toestemming voor de verloving gegeven. Leuverman
wordt echter gemaand even te wachten in verband met zijn geringe verdiensten en slechte
vooruitzichten. Op de een of andere manier is dit niet goed gevallen - bij de één of bij de
ander, of waren er andere complicaties waarvan wij niet weten, want vanaf 5 november 1898
staat Anna Cornelia (Keetje) Woensdregt ingeschreven te Apeldoorn als dienstbode bij
Maria Geertruida Schippers (46), zonder beroep. Van een huwelijk met Leuverman is dus
niets gekomen. Deze laatste trouwt in 1900 met en ander, en scheidt weer in 1907. Hij is in
1910 in Wesel (Did.) op 41 jarige leeftijd overleden.
Opgenomen
Over de geestestoestand van Anna Cornelia Woensdregt kunnen wij ons moeilijk een
oordeel vormen. Echter: met alles wat zij heeft meegemaakt, met alles wat haar is
overkomen, zou het een wonder mogen heten als zij hierdoor geen psychische schade zou
93