hebben opgelopen. Vandaar dat haar opname in een psychiatrische inrichting op 4 maart
1905 dan ook geen verrassing is. Wel verrassend is dat het in "Dennenoord" te Zuidlaren is,
ver van Apeldoorn. Zij was toen 28 jaar oud. Zij is daar 6 jaar verpleegd. Op 18 maart 1911
is zij er weggegaan, met onbekende bestemming. Of zij echt was "genezen" valt te betwij
felen. Haar verleden bleef haar leven en haar toekomst uiteraard beheersen.
In Rotterdam
Op 10 september 1918, 42 jaar oud, duikt Anna Cornelia dan weer op in het Bevolk
ingsregister van Rotterdam: afkomstig uit Schiedam. Zij is aldaar echter niet teruggevonden.
In Rotterdam woonde zij in bij haar neef Willem Woensdregt (geb. Schiedam 1886), die
broodbakkersknecht was, en getrouwd met Geertruida Jacomina Verblaauw (geb. Delfs-
haven 1875). Zij verdiende haar geld als werkster. Tussen 1924 en 1927 woonde en werkte
zij nog elders in Rotterdam, maar op 26 oktober 1927 belandde zij uiteindelijk in het
Gemeentelijk Tehuis voor Ouden van Dagen in de Oostervantstraat no. 17. Zij was toen 51
jaar oud.
In de volksmond sprak men van "de Oostervant". Dit tehuis was bedoeld voor "invalide per
sonen en zoodanigen die in de onmogelijkheid verkeeren zelf hun dagelijksch brood te ver
dienen. Derhalve kwamen vooral bejaarde en invalide behoeftigen voor opname in aan
merking". Het was in feite "een bestemmingsoord voor de armsten onder de armen" (Van
der Leeden, 1956, p. 125). Het tehuis had een slechte naam en de bewoners werden hierop
aangekeken. De huishoudelijke werkzaamheden binnen de inrichting werden zoveel
mogelijk door de verpleegden gedaan, zodat we mogen aannemen dat Anna Cornelia gezien
haar achtergrond zeker daarin haar deel heeft gehad.
Anna Cornelia Woensdregt heeft ruim 10 jaar in "de Oostervant" doorgebracht. Zij is er op
26 oktober 1937 op 61 jarige leeftijd overleden. Uit het archief blijkt dat er op haar conto
toen nog het luttele bedrag van 97 cents stond.
Nabeschouwing
Zo kwam het leven van het vroegere weesmeisje uit Schiedam in het Armenhuis van Rot
terdam tot zijn einde. Het moet een zwaar en uitzichtloos bestaan zijn geweest: zonder
liefde, zonder gezin, zonder eigen behuizing, altijd overgeleverd aan de welwillendheid van
anderen. En hoe moet het geweest zijn om 22 jaar in een instelling te verblijven! In haar
boek is Van der Vlis (2005, p. 187) positief over de aanpak van Keetje Woensdregt. Toch
kan men zich in gemoede afvragen of haar leven niet een gunstiger wending zou hebben
genomen wanneer het Bestuur van het Weeshuis een wat milder en meer pedagogisch beleid
had gevoerd. We zullen het nooit weten.
Bronnen:
GA Rotterdam, Archief Gemeentelijk Tehuis voor Ouden van Dagen "Oostervant" te Rotterdam.
GA Schiedam, Archief Weeshuis der Hervormden.
Leeden, C.B. van der, "De ontwikkeling van Diakoniehuis tot Gemeentelijk Tehuis voor Ouden van
Dagen te Rotterdam", Rotterdam 1956.
Nationaal Archief, Archief Gevangenis Rotterdam.
Nationaal Archief, Archief Arrondissementsrechtbank Rotterdam.
Suttorp, C. "Het Weeshuis van Jan en Kaat", Schiedam 1986.
Vlis, I. van der; 'Van wezen tot zijn. Vier eeuwen zorg voor jongeren", Zutphen, 2005.
94