Rivalen van de RET
De RETM en later de RET ondervond veel concurrentie van de particuliere autobusdiensten
in Rotterdam en de buitenlijnen. Toen in 1924 de RETM dreigde haar diensten in te krimpen
en 200 man te ontslaan kwam de gemeente het bedrijf tegemoet met een subsidie van
50.000,= en de toezegging het aantal "wilde" buslijnen te beteugelen.
En de Rotterdamse stadsdiensten op hun beurt wilden dat de lijndiensten op Schiedam en
Vlaardingen, waarvan zeker 60% der passagiers lokaal Rotterdams was, geen lokaal ver
voer meer mochten doen.
Er hebben altijd nauwe persoonlijke en zakelijke banden tussen Rotterdam en Schiedam
bestaan. Eerst de moutwijn- jeneverindustrie, later de scheepsbouw. Voor het personeel van
glasfabriek "De Schie" bestonden in 1924 speciale tramkaartjes Delfshaven - Schiedam,
("controlestrook in te leveren bij glasfabriek de Schie").
In 1885 vervoerde de stoomtram al 600.000 passagiers, in 1903 was dat 1,3 miljoen. In 1934
was lijn 4 voor de RET de drukste lijn. Op het hele traject (Station Maas - Koemarkt) telde
men 4.374.526 passagiers. Daarnaast was er nog lijn 8 met 3.904.501 passagiers (Koemarkt
- Nieuwe Binnenweg - Station Maas; na 1 juli 1934 werd dit Beursplein). In het oorlogsjaar
1943 toen het nog altijd de drukste lijn was vervoerde lijn 4 achttien miljoen mensen. (Op
1 december 1944 werden alle tramlijnen opgeheven.)
Het was de RET een doom in het oog dat al die particuliere lijnen passagiers onttrokken aan
de voor haar zo belangrijke tramlijnen naar Schiedam. De strijd had niet altijd fijnzinnige
vormen. Zo kwam het wel voor, dat een RET-employé de politie belde, wanneer hij meende
gezien te hebben dat er op een particuliere buitenlijn zich in een bus een staande passagier
bevond. Dat was meestal voor buitenlijnen verboden. Ook wendde de RET wel eens haar
invloed aan om voor haar gunstige regelingen te bewerkstelligen. Op een gegeven moment
kregen de buslijnen halteplaatsen toegewezen. De buslijnen vonden het een service om
overal op de route mensen op te pikken. Toen dat niet meer mocht kregen de bussen in eerste
instantie zo weinig haltes, dikwijls nog op een slechte lokatie, toegewezen dat men wel
moest protesteren. De RET had een veelvoud van dit aantal! Daar kwam later dan wel ver
betering in. In 1936 had je plotseling een nieuwe kwestie. Op verzoek van Rotterdam had
den GS (die daar over gingen) bepaald, dat per 15 mei alle eindpunten van de buitenlijnen
naar de Rochussenstraat, hoek Westersingel zouden moeten komen. De ondernemers stoor
den zich daar echter niet aan en lieten het op een proces aankomen. Dat hebben zij gewon
nen! De rechter vond het argument, dat de eindhalten op de Coolsingel het verkeer teveel
zouden hinderen niet steekhoudend en dat gold nog meer voor de Diergaardesingel.
Bovendien vond hij de aanzegging, minder dan een maand voor uitvoering, veel te kort.
De RET en het Schiedams Stadsverkeer
In mei 1930 had de gemeente Schiedam besloten om met Rotterdam op vervoersgebied te
gaan samenwerken. Dit hield onder andere in dat Schiedam zou meewerken aan het terug
dringen van particuliere busdiensten op het traject Rotterdam - Schiedam. Ook zou de RET
in Schiedam een drietal stadslijnen gaan exploiteren. Er was echter al een "Schiedamsch
Stadsverkeer", zoals op de bussen van de gebr. Willemse stond vermeld. Het bedrijf heette
SAOD: Schiedamsche Auto Omnibus Dienst. Dikwijls was het zo: hoe kleiner het bedrijf
hoe langer de naam. Het "kantoor" was in de Zwartewaalsestraat 26 en later in de Nieuwe
Maasstraat 24a. In 1924 had de SAOD twee lijnen. Rozenburgerplein - Station en een lijn
166