WILDE BUSSEN IN SCHIEDAM
Wim Snikkers
Zoals in zoveel steden zijn er ook in Schiedam in de eerste helft van de vorige eeuw enkele
ondernemers geweest die buslijnen exploiteerden, in de stad zelf en naar omliggende plaat
sen. Dikwijls was het een moeizame strijd en soms ook van korte duur.
Schiedam had al in de 19e eeuw via het spoorwegnet en de vele bootverbindingen contacten
met vele steden. In deze steden ontstonden in de loop van de eeuw omnibusdiensten, grote
koetsen voor bijvoorbeeld 18 personen, met soms enkele plaatsen op het open dak.
Schiedam had in de 19e eeuw zo'n paarden-omnibusverbinding via Delfshaven met
Rotterdam: "Tot nut en regel."
Om het hobbelen en schokken op de soms verschrikkelijk slechte wegen te overkomen is
men op de gedachte gekomen om de wagen op rails te laten rijden en zo is de paardenom-
nibus of paardentram ontstaan. Zoals u weet heeft van 1902 tot 1917 in Schiedam een paar
dentram van het station naar het Hoofd gereden. In Rotterdam was in 1878 de
"Rotterdamsche Tramweg Mij."opgericht met als doel een heel paardentramnet op te rich
ten. Voor de dienst op Delfshaven en Schiedam heeft men voor een stroomtram gekozen,
die op 5 mei 1882 werd geopend. Op het eind van dat jaar werd de frequentie iedere 20
minuten. De uurdienst van de paardenomnibus was toen al lang gestopt.
De eerste buslijnen
In Nederland werd op 30 april 1898 de eerste "motor-omnibus"-dienst Emmen - Beilen in
gebruik gesteld. Al na een paar maanden werd de dienst weer gestaakt. De ijzeren wielban
den om de grote houten wielen beschadigden het wegdek te veel. Er waren veel motorstorin
gen. Driejaar eerder was een poging voor een autobusdienst in Duitsland ook al op niets uit
gelopen.
De krachtbron was in die tijd een benzinemotor. In Frankrijk en Engeland waren er rond
1900 wel bussen en vrachtauto's met stoomaandrijving, maar bij ons kwam dat nauwelijks
voor. Tussen 1904 en 1907 importeerde het Schiedamse bedrijf van Lambert Melchers uit
Frankrijk enkele stoombussen. Deze hebben dienst gedaan in Utrecht, Gelderland en op de
lijn Hardinxveld - Papendrecht. Deze L. Melchers is later heel wat anders gaan doen: hij
werd bierbrouwer in een Belgisch Trappistenklooster.
Na 1920, een kwart eeuw na de eerste mislukte pogingen, was er een onstuimige groei van
het aantal autobuslijnen in Nederland. Omstreeks 1924 kende Rotterdam 88 stadsdiensten
en 24 "buitenlijnen".
Het was begonnen in 1920, toen het Haagse bedrijf Amovam, dat in heel Nederland buslij
nen wilde openen, in Rotterdam de eerste dienst opende.
Dit was de lijn Willemsplein - Hooge Boomen, waar nu ongeveer het Marconiplein is. Een
jaar later werd de lijn doorgetrokken tot de Broers vest in Schiedam. Deze dienst werd uit
gevoerd met dubbeldekkers, met open bovendek en achterbalkon. Maar al in 1922 gaf het
Haagse bedrijf alle plannen op wegens tegenvallende resultaten. Maar dit betekende niet, dat
het met plannen voor buslijnen was afgelopen, zoals in 1906 - 1907 een aantal maanden
motor-omnibuslijnen in Rotterdam waren geëxploiteerd tot een grote brand een einde maak
te aan de ambities. Integendeel, enige tientallen particulieren vroegen de gemeente vergun
ning voor een begin- en eindpuntstandplaats. Meer was niet nodig, want volgens een wet uit
156